Notice: Function _load_textdomain_just_in_time was called incorrectly. Translation loading for the wp-pagenavi domain was triggered too early. This is usually an indicator for some code in the plugin or theme running too early. Translations should be loaded at the init action or later. Please see Debugging in WordPress for more information. (This message was added in version 6.7.0.) in /data/www/pastorklaas.nl/www/wp-includes/functions.php on line 6114 Notice: Functie _load_textdomain_just_in_time werd verkeerd aangeroepen. Vertaling laden voor het hueman domein werd te vroeg geactiveerd. Dit is meestal een aanwijzing dat er wat code in de plugin of het thema te vroeg tegenkomt. Vertalingen moeten worden geladen bij de init actie of later. Lees Foutopsporing in WordPress voor meer informatie. (Dit bericht is toegevoegd in versie 6.7.0.) in /data/www/pastorklaas.nl/www/wp-includes/functions.php on line 6114 Zijn gelovigen betere mensen…? – preek over Genesis 4, 26 – Pastorklaas.nl

Zijn gelovigen betere mensen…? – preek over Genesis 4, 26

Zijn gelovigen betere mensen, of vinden ze zelf dat ze dat zijn? Het lijkt wel eens, dat mensen die geloven doen alsof anderen slecht zijn. En dat je alleen maar een goed mens bent als je in God gelooft. Ik begin hierover vanwege het stuk dat we uit de Bijbel lazen. Daar gaat het heel erg over die tegenstelling: tussen de slechten en de goeden.

Maar laat ik dan eerst even uitleggen wat we hier lezen. Ik kan me voorstellen dat je, als je de Bijbel minder goed kent, dit maar een vreemd verhaal vindt. De Bijbel is een verzameling geschriften ontstaan gedurende vele eeuwen. Het eerste geschrift is dat waaruit we lazen, Genesis. De meesten zullen wel weten waar dat over gaat: de schepping, de eerste mensen, het paradijs. En hier, in hoofdstuk 4, lees je hoe het al snel heel erg mis ging. Het is het verhaal dat velen vast wel kennen, van de eerste moord: Kaïn slaat zijn broer Abel dood. Daarna vlucht hij weg, weg van zijn familie, en… ook eigenlijk bij God vandaan! Hij trouwt (met wie; waren er dan meer mensen; blijkbaar wel dus…), krijgt kinderen, sticht een stad. En dan volgt het verhaal eerst de lijn van Kaïn.

Nou, en dat zijn dus allemaal hele slechte mensen, zo lijkt het wel. In ieder geval worden ze als heel slecht afgeschilderd. Kaïn ging weg van God, en kijk eens wat er dan van je wordt… Zijn achter-, achter-, achterkleinzoon heet Lamech. En dat is een brutale lomperik, een macho-kerel met twee vrouwen. Vrouwen waren een bezit, een statussymbool. En hoor die kerel eens opscheppen: “Wie mij verwondt, die sla ik dood, zelfs wie me maar een striem toebrengt! Kaïn wordt zevenmaal gewroken, Lamech zevenenzeventigmaal!” In Kaïns familie is moorden blijkbaar iets waarover je opschept. Als het gaat om jouw image, jouw status, telt een mensenleven niet!

Maar dan de mensen die bij God horen! De camera van het verhaal zoomt weer in op de familie van Adam: hoe verging het hún dan? Nou, ze krijgen weer een zoon, Set. En ook die krijgt weer een zoon, Enos. En dan, dan eindigt het met dat ene aparte zinnetje: “In die tijd begon men de naam van de HEER aan te roepen.”

En daar wil ik nu even met u en jullie wat meer naar kijken. In die tijd begonnen de mensen de naam van de HEER aan te roepen: wat is dat? Was dat dat ze toen voor het eerst bedachten, dat je tot God kunt roepen? Bij Kaïns familie, die van God weg ging, doen ze grote uitvindingen. Muziekinstrumenten maken, ijzer en brons bewerken. Grote stappen in de ontwikkeling van de mensheid! Maar wat vinden de mensen die bij God horen uit? Nou: die beginnen dus God aan te roepen. Is dit de uitvinding van het bidden? Alsof iemand ineens bedacht: als er een God is, laten we die dan eens gaan aanbidden?

Aanbidden zei ik: dat betekent dat woord ‘aanroepen’. Maar is het dan echt zo, dat ze hier voor het eerst gaan bidden? Dat kun je je toch eigenlijk niet echt voorstellen. Want hiervóór wordt al verteld dat Kaïn en Abel offers aan God brachten. En offeren, dat is eigenlijk ook al een soort bidden. Met offeren bied je God (of goden) een geschenk aan. Iets van je oogst, of een dier van je veestapel. Dus God vereren, dat deden de mensen al. Maar bidden nog niet dus? Wat is het verschil dan? Ja, offeren is een gebaar, bidden zijn woorden. Maar allebei is toch God vereren of aanbidden? Wat is het dan, waarmee ze nu pas beginnen en wat ze daarvoor blijkbaar nog niet deden?

Lange tijd heeft men gedacht, dat dat vooral in dat woord aanroepen zit. Aanroepen zou dan zijn: samenkomen als gelovigen, samen God aanbidden (wat wij nu liturgie, eredienst noemen). Maar het is toch iets ingewikkelder. Dat zie je als je even een andere vertaling opzoekt. Bijv. de BGT; daar staat het zo: vanaf die tijd gaven de mensen God de naam ‘Heer’! In de BGT is dus het nieuwe niet dat ze God voor het eerst gaan aanbidden. Maar dat ze hem ‘Heer’ noemen.

En die naam Heer is inderdaad wel heel speciaal. In de NBV staat die naam geschreven met vier hoofdletters. En geoefende Bijbellezers weten: daar zit een andere naam achter in de Hebreeuwse Bijbeltekst. Die naam HEER met allemaal hoofdletters is de vertaling van de Hebreeuwse naam Jahwe. En dat is vreemd. De Bijbel vertelt, dat die naam pas veel later voor het eerst gebruikt werd: in de tijd van Mozes. Hij is alleen in de woestijn, met zijn kudde schapen. En ineens hoort hij een stem, die hem roept. De stem van God, die hem de opdracht geeft de Israëlieten uit Egypte te leiden. En daar zegt God dan: je moet de Israëlieten vertellen dat ze me voortaan Jahwe moeten noemen.

En Jahwe, dat is een heel aparte naam. Die betekent zoveel als: Ik Ben. God zegt: ik ben Ik Ben. Deze naam werd later voor de Israëlieten heel kostbaar. Die naam zou hen later altijd weer hier aan herinneren. Aan hun bevrijding uit de slavernij in Egypte, aan hun komst in het beloofde land. En vooral aan het verbond dat God toen met hen sloot. Waarmee hij zich voor altijd met hen verbond, hen trouw zwoer. Die naam Jahwe, die staat dus voor God die bevrijdt, God die trouw is, God bij wie je veilig bent.

En nu staat hier, vele eeuwen eerder dus, dat ook de eerste mensen die naam al kennen. En die naam voor het eerst gaan gebruiken, in die tijd. Dus als God later die naam aan Mozes geeft, en zo aan de Israëlieten, is die naam eigenlijk al bekend! Was die naam in Mozes’ tijd misschien in de vergetelheid geraakt? Zodat God zei: nu moet mijn volk Israël die naam weer gaan gebruiken? Je begrijpt wel, godsdienstgeleerden, die onderzoeken hoe godsdiensten zijn ontstaan, duiken hier bovenop. Was die naam Jahwe al eerder bekend? Vereerden oudere volken dan Israël ook al een God met die naam?

Maar voor ons zijn deze vragen nu niet zo interessant. Want als we gewoon de lijn van de Bijbel volgen, wat kun je er dan van zeggen? Nou, wat was dat voor een tijd? Ik zei al, de eerste moord was gepleegd. En dan gaat het van kwaad tot erger. Je ziet hier een escalatie van geweld, haat en kwaad. Kaïn zegt tegen God: moet ik soms op mijn eigen broer passen? Maar Kaïns nakomeling Lamech maakt het vele malen bonter. God had gezegd, dat hij Kaïn de moordenaar toch zou beschermen. Wie hem zou doden, zou daar zevenvoudig voor moeten boeten. Maar dan die  Lamech; hij zegt: niet zevenmaal, zevenenzeventigmaal! Hier zie je een mens, die is opgegroeid in een sfeer van haat en wraak. En die zijn hand niet omdraait voor een mensenleven. En zo typeert de schrijver van Genesis dus die tijd: een keiharde wereld. Van een cirkel van geweld en wraak.

En in díe tijd, zó’n wereld, beginnen die anderen, die bij God horen dus, God als Jahwe te aanbidden. Waarom? Nou, tegenover Lamech staat Enos. Een heel aparte naam, die eigenlijk betekent: sterveling. Je zou zeggen: wie noemt zijn kind nu zo?! Adam en Eva’s kleinzoon, die heet dus Enos, sterfelijk mensje. En dat heeft blijkbaar iets te maken met dat andere: dat ze God als Jahwe beginnen te vereren. Enos, stervelingetje, zwak mensje in een boze wereld, wij aanbidden Jahwe, God die trouw is. Zie je nu wat hier eigenlijk aan de hand is? In een wereld van geweld en haat, vluchten deze mensen naar God. Niet in macht en grote uitvindingen zoeken ze hun kracht. Ze erkennen juist hun zwakheid, hun kwetsbaarheid, dat ze stervelingetjes zijn. En daarmee gaan ze naar God. Ze zoeken hun toevlucht in die prachtige naam van God: IK BEN! Ik Ben: God van trouw, van liefde, van troost in een troosteloze wereld. Zij geloven en erkennen: in deze barre wereld is er een God die ons beschermt. En dat geloof delen ze met elkaar: samen verzamelen ze moed, samen overwinnen ze de angst.

Dus: zijn gelovigen beter dan anderen? Doen ze het voorkomen alsof al die anderen slecht zijn, en zij alleen goed? Totaal niet! Ze zeggen alleen maar: Heer, u bent groot, trouw, een God om bij te schuilen. Wij zijn klein, kwetsbaar, nietig, en we vluchten onder uw beschermende vleugels. Gelovigen zijn geen betere mensen. Misschien wel bangere mensen. Of laat ik zeggen: mensen die niet bang zijn om bang te zijn. Omdat ze hun kleinheid en nietigheid beseffen. En erkennen dat ze een God zoeken, die sterk is en beschermt. Jij mensje, jij kunt jouw eigen leven nog geen dag zelf overeind houden. Morgen kun je er niet meer zijn. En als je kijkt naar deze soms verschrikkelijke wereld, dan zeg je: waar en hoe ben ik ooit veilig?!

F. is zo juist gedoopt. F.: meisje, kwetsbaar, klein, in een boze, harde wereld. Ook nu zijn er slechte mensen. Maar wie zijn dat, wanneer ben je een slecht iemand? Als je een kindje doopt, zeggen we: dat slechte zit in ons allemaal. Maar mensen die er prat op gaan, dat ze hun hand niet omdraaien voor een mensenleven, die zijn slecht. Of nee, zelfs dat mag ik niet eens zeggen! Je moet zeggen: wat zij doen en zeggen, dát is slecht, het slechte. Slecht, dat is een levenshouding, een hart van steen dat in koelen bloed zoals we dat zeggen een onschuldige medemens met geweld van het leven berooft. Een mens, door God geschapen, en waarvan hij zei: handen af van het door mij geschapen leven! Wie het bloed van een mens vergiet, zijn bloed zal door mensen vergoten worden (zo staat het zelfs een paar hoofdstukken verder in Genesis, hoofdstuk 9)!

In wat voor wereld groeit zo’n klein meisje, kwetsbaar mensje, straks op? Zo vraag je je als ouders, of als grootouders misschien wel af. Maar dan zeggen wij hier: maar ze is gedoopt! En dus geloven we: zij hoort bij die God met die speciale naam, Jahwe. Hij zegt tegen dit kleine broze mensje: Ik Ben, ik ben bij je, altijd, wees maar niet bang!

En weet je, die Ik Ben, de God die is en was en zijn zal, die kwam zelf naar deze wereld: als een Enosje, een stervelingetje, Jezus. Hij stierf, door de handen van slechte mensen, moordenaars als Kaïn en Lamech. Zo kwetsbaar werd hij, zelf God! Maar God maakte van dat slechte iets moois. Jezus bad aan het kruis: Vader, vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen. Hij bidt niet om wraak, maar om vergeving. En bevrijdt ook ons uit de cirkel van geweld. Niet zevenenzeventigmaal wreken maar vergeven zevenenzeventigmaal!

Amen.

 

Gen. 4, 26  (gehouden in Alphen aan den Rijn, 12 april 2015; duur: 25 minuten)

 

 

 

 

 

 

 

Dit vind je misschien ook leuk...

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *