Wees nederig, net als Jezus – Preek over Filippenzen 2, 5-11 (jaarthema 17/18 A2)
We zitten hier bij elkaar als heel verschillende mensen. Met ieder zijn/haar eigen zorg en twijfel; of juist hoop en verlangen. Waar verlang je naar, als het gaat om jouw eigen relatie met God?(uitwisselen; opschrijven)
Wat hoop je, als het gaat om de kerk? (uitwisselen; opschrijven; ook jongeren!)
Heel veel verschillen. Sommigen zijn bezorgd (allerlei ontwikkelingen). Anderen zijn op zoek (je verlangt naar ‘meer’). En zo kunnen we zo maar uit elkaar groeien (teleurstelling, vervreemding, afhaken). Hoe kunnen we dan toch één zijn?
Lezen: vers 1 en 2.
Nu u door Christus zozeer bemoedigd wordt (…), nu er (…) zo’n grote verbondenheid met de Geest is… Eigenlijk staat er: “als er bij u maar een béétje bemoediging/troost is door Christus…” En “als er maar íets van verbondenheid door de Geest is…” Want de zin gaat zo verder: maak mij dan volmaakt gelukkig door eensgezind te zijn, één in (etc.). Het is niet zo, dat Paulus daar aan twijfelt. In hoofdstuk 1 dankte hij God voor de liefde en eensgezindheid in die gemeente. Maar nu doet hij daar juist een beroep op. “Als dat er maar een beetje is, maak me dan nog blijer door dat nog meer te laten zien”!
Eenheid is niet iets wat we moeten veronderstellen! Alsof het vanzelf spreekt. Alles wat vanzelf spreekt, daar praat je niet meer over, of dat laat je niet bewust zien. En dus zegt Paulus: laat het zien, laat het merken, zodat ik nog blijer kan zijn. Eenheid is dus iets wat je bij elkaar moet kunnen merken, ervaren! ‘Zien’ dus.
En zo komt Paulus hier tot zijn punt: wees altijd gericht op de ander! Geen geldingsdrang, eigenwaan; maar bescheidenheid, het belang van de ander zoeken. En daarvoor wijst hij op het voorbeeld van Christus: Laat onder u de gezindheid heersen die Christus Jezus had! En dan wordt Paulus’ toon ineens anders, het wordt een soort loflied (6-11)!
(Lezen: vers 6/7a).
Waarom zegt Paulus dit nu zo ingewikkeld (hij die de gestalte van God had)? Waarom niet gewoon: “hij die aan God gelijk was”/”hij die zelf God was”? Nou, je moet in de gaten houden wat het punt is dat hij wil maken. Hij begon met die oproep tot bescheidenheid. Als er maar iets van verbondenheid in Christus en zijn Geest is, laat dat dan zien. Door bescheidenheid, door het belang van de ander voor ogen te hebben. Want: zo was en is ook Jezus! Hij deed zich niet als God voor. Hij was als God, maar deed daar afstand van, zag van zijn Goddelijke grootheid af. Hij ‘maakte zichzelf leeg’, staat er letterlijk. Dat is zoiets als: hij gaf zichzelf helemaal weg, alsof hij al zijn rijkdom aan armen gaf. Het gaat hier niet om Christus’ God zijn, en dat hij zijn God zijn opgeeft. Nee, Paulus vraagt aandacht voor hoe hij zich liet zien. Hij is God, maar koos ervoor zijn Goddelijkheid niet te laten zien. Hij koos ervoor om nederigheid te laten zien. En zo laat hij zien hoe wij ons moeten gedragen: nederig, de ander hoger achten. Zeker, Jezus was en is God. Niemand kon daar omheen: hij maakte zieken beter, wierp demonen uit, wekte doden op. Zodat heel wat mensen zeiden: echt waar, hij is God! Hij is God, maar doet zich niet als God gelden. Dat had hij kunnen doen. Hij die stormen stil legde, blinden deed zien, hij had zijn Goddelijke macht kunnen claimen. Maar hij ziet daar van af, en wil zich vooral laten zien als een nederig mens. Een slaaf zelfs zoals hier staat. Die tegenstelling, daar gaat het hier om: God, die een slaaf wordt. God, die gelijk wordt aan een mens.
Vind je dat niet bijzonder? Ongelooflijk: God die een mens wordt! God die zijn goddelijke glorie aflegt, om een ‘doodgewone’ mens te worden! Zo doodgewoon, dat hij zelfs wil sterven. Een slaaf, iemand zonder rechten; iemand die zich helemaal dienstbaar maakt. En daar zelfs zo ver in gaat, dat hij wil sterven, aan het kruis van schande en vervloeking.
En dat voorbeeld houdt Paulus ons nu voor. Word net als hij: dienstbaar, nederig, jezelf wegcijferend. Kunnen wij dat, wil je dat? Je kunt zeggen: nee, dat kunnen wij niet. Maar dan zou Gods Woord dit niet aan ons voorhouden: laat die gezindheid… (etc.). Dat wil God dus wel degelijk: wees als Jezus. Kijk naar hem: de hoge God was hier als een nederige mens. Zo kunnen jij en ik ook zijn; door zijn genade en Geest. Dus nogmaals: wil je dat? Ik begon met te vragen: hoe kunnen wij ooit één zijn? Met al onze verschillen, onze verschillende wensen, verlangens, verwachtingen, zorgen ook? Door samen te worden als Jezus, God die nederig werd voor ons.
En zo’n houding wordt door God beloond. Want dan gaat dit loflied verder: Daarom (…) hoog verheven! Let op, eerst ging het over Christus, wat hij doet. Nu staat God, de Vader van Christus, centraal. Hij heeft Jezus die zich vernederde ook verhoogd. In de Bijbel zie je dat vaker: verhoging na vernedering. Het lijkt bijna een soort wetmatigheid: zo gaat het in Gods koninkrijk. Wie zich vernedert, wordt uiteindelijk verhoogd. (Bijv. Matt. 23,12: “Wie zichzelf verhoogt zal worden vernederd, wie zichzelf vernedert zal worden verhoogd”). Nogmaals wijs ik op het punt dat Paulus wil maken. Hij houdt zijn lezers voor: wees nederig, zoals Jezus. En Jezus, hij werd verhoogd. Dan zullen ook wij de hoogste glorie alleen ontvangen als we net zo nederig zijn als Jezus.
Ik vroeg net: kunnen wij zo zijn, als Jezus? Soms durven we dat niet zo maar te zeggen. Maar de Bijbel leert het ons: ja, wij kunnen en moeten worden als hij. Op één ding na: die dood aan het kruis! Jezus gaf zich helemaal, voor ons. En toen hij dat gedaan had, werd hij door God gekroond: hoog verheven, de naam die elke naam te boven gaat. Als je jezelf zo volledig en volmaakt geeft, word je door God beloond en gekroond. Jezus deed dat, en verdiende die glorie helemaal. God gaf hem de naam die elke naam te boven gaat. Dat wil zeggen: God gaf hem de absolute macht. Naam is hier niet de naam waarmee je iemand roept (Jan, Piet, Jezus). Maar naam als macht, almacht, glorie. Jezus verdiende de hoogste naam. Omdat hij zich volmaakt gegeven had.
En nu schiet Paulus even door, zo levend is zijn schrijven. Hij vergeet even wat hij zeggen wou: zo is hij al schrijvend onder de indruk geraakt. Opdat in de naam van Jezus… (etc.). Lyrisch wordt Paulus, hymnisch is wat hij schrijft. Bijbelteksten klinken mee: zoals Jesaja 45. Daar gaat het over de HEER, Jahwe, de God van Israël. Er wordt gezegd, dat elke knie zich voor hem zal buigen, elke tong bij hem zal zweren. Dus: er zal uiteindelijk geen mens meer zijn, die hem niet erkent. Er zal geen mens meer zijn, die hem niet aanbidt. Het gaat daarbij niet alleen om de gelovigen. Nee, het gaat om alle mensen, de hele wereld. God zal eens de hele wereld laten zien wie hij is. De enige, levende, ware, almachtige God.
En nu gebruikt Paulus precies dezelfde woorden voor Jezus! Weer, hoe bijzonder is dat! De mens Jezus, hij blijkt God zelf te zijn. De hele wereld zal hem aanbidden, erkennen. Hij is Heer, koning, God! En zo zal de hele wereld God eren.
Opnieuw brengt dat ons bij de vraag van het begin: hoe zijn wij één? Hoe kunnen wij met alle verschillen verbonden zijn en blijven? Door te worden als Jezus, God die zich niet als God liet gelden, zei Paulus hier. Eenheid is iets wat zichtbaar wordt als je het deelt. We kunnen hier bij elkaar zijn zoals in een volle trein, iedereen turend op zijn eigen scherm. Maar kerk is iets anders. Dat is samenzijn en de vreugde in onze Heer delen. Door de ander hoger te achten. Door Jezus te aanbidden. En wie zichzelf vernedert, hem/haar zal God verhogen.
Amen
Fil. 2, 5-11 (handout) Fil. 2, 5-11 (pres. jaarthema) Fil. 2, 5-11 Fil. 2, 5-11
Goed verstaanbaren preek