Vasthouden of loslaten. De strijd van ons leven in het licht van de overwinning – Paaspreek over Johannes 20,17a
Maria Magdalena, een legende! Was ze verliefd op Jezus? Hadden ze een relatie? Voor mensen die in hem geloven als hun Heer, puur blasfemische ideeën. Soms lijkt het alsof in onze tijd alles meteen een seksueel tintje moet krijgen. Waarom kunnen ze niet gewoon van elkaar gehouden hebben als vrienden? Vrienden heb je nodig, bij vrienden voel je je veilig, geaccepteerd, zonder oordeel. Als de Zoon van God op aarde had Jezus een eenzaam leven. Maar hij had trouwe vrienden om zich heen. Eén daarvan: Maria Magdalena. Sinds Jezus haar van boze geesten bevrijd had (Luc. 8), was zij niet meer bij hem weggegaan. Hem wilde ze volgen, helpen, dienen, met liefde, trouw.
Wat een verdriet nu, dat haar geliefde Meester dood was! Want ook zij had niets begrepen van zijn woorden over een opstanding. Nu ontmoet ze hem, pal na het wonder van zijn verrijzenis. Hoe reageer je, hoe zou jij reageren? Als je het ene moment bezig bent met de dood, en hem dan ineens ziet, levend?! Stel, iemand is ernstig ziek, de artsen kunnen niets meer doen. Iedereen stelt zich langzaam maar zeker in op het sterven, een afscheid. En dan ineens het nieuws: genezen! Schoon! Wat een verwarring: je was bezig met de dood, nu moet je je richten op leven…
Daarom zijn Maria’s ogen eerst blind voor de werkelijkheid. Ze denkt alleen maar aan dood, het einde van de aardse vriendschap. Door haar tranen heen ziet ze niet eens wie daar voor haar staat. Misschien kan dat ook wel niet, meerdere keren lees je dat Jezus veranderd was. Daar staat een nieuwe Jezus, een opgestane Jezus, een hemelse Jezus. Wat weten wij daarvan, van hoe je bent als je een hemels leven gekregen hebt?
Maar dan hoort Maria de man ineens haar naam noemen. En in de manier waarop hij dat zegt ligt zoveel liefde, zoveel warmte! Als het een tuinman was, zou dat anders geklonken hebben. Dan zou de man haar naam ook niet geweten hebben. Nu hoort ze haar naam, met alle warmte en liefde van iemand die haar liefheeft: Maria!
Met een ruk draait ze zich om, en meteen, zonder aarzelen zegt ze met even veel liefde: Rabboeni. Dat betekent ‘meester’, zegt Johannes er nuchter verklarend achteraan. Ja, maar wel ‘mijn meester’! In die aanspraak ligt heel die innige relatie. Van een vrouw die haar weldoener is verloren, haar geliefde meester. Die zij volgde waar hij ging, tot het kruis, tot het graf.
En zo valt ze voor hem neer, klemt zich aan hem vast. Het staat er niet, maar het blijkt uit vers 17: ze omklemt zijn voeten, ze omhelst hem. Nooit, nooit zal ze hem meer laten gaan! Al het verdriet, alle pijn van de laatste dagen, alles ligt in die omhelzing. Ze stort haar hart uit: wat waren die laatste dagen verschrikkelijk! Wat werd haar meester vernederd, wat een onrecht werd hem aangedaan! Niets had hij gedaan, alleen maar goed. En toch werd hij aan de schandpaal genageld, kapot gemaakt. Hij, haar Heer, haar redder!
En hoe reageert Jezus? Misschien laat hij haar eerst even toe. In de Bijbel vind je niets krampachtigs in de omgang tussen mannen en vrouwen. Omhelzen, aanraken, liefde tussen vrienden, er wordt onbevangen over gesproken. Niet meteen wordt het in een bedenkelijke sfeer getrokken. Al is er wel een duidelijk onderscheid tussen wat heilig en veilig is, en wat niet. Jezus laat haar, voor even. Maar dan reageert hij toch vrij beslist. Nu is het goed, Maria; hou me niet langer vast.
Neemt hij nu toch afstand van haar? Is dit ineens een ijskoude klap in haar gezicht? Nee, ook dit zegt hij met al zijn warme liefde in zijn stem. Dat horen wíj natuurlijk niet, als lezers, dat leggen we in de tekst (maar dat mag). We leggen dat in de tekst: vanuit hoe we Jezus kennen. Gods gezicht van liefde op aarde.
En dat is een heel zichtbaar, tastbaar gezicht: in hem is God heel lijfelijk op aarde. Maria voelt hem, haar armen om hem heen zijn geen slag in de lucht. Alsof hij een soort geest- of spookverschijning zou zijn. Houd me niet vast, daar staat dan ook een woord dat voelen, of tasten betekent. In het Grieks een woord waarin het woord hapto zit. Bekend van haptonomie, een vorm van fysiotherapie. Gebaseerd op het voelen van spanning, verkramping en pijn in je lijf, en dat ‘weg-oefenen’.
En dat brengt ons bij de grote strijd in ons leven. Pijn en stress, ze horen zo bij je. Hoe meer je in je leven meemaakt, hoe meer je beseft: ik zal nooit meer zonder pijn zijn. Hoe geschonden is je leven niet soms! Geen mens die er onbeschadigd van af komt. En dus leef je met pijn. Soms uit die zich in lichamelijke spanning, je wordt letterlijk ziek van je verdriet. Je zoekt hulp, mensen die je helpen je leed te ‘verwerken’ (zoals dat dan zo prachtig heet). Je gaat in therapie, je krijgt adviezen, doet oefeningen.
En dan hoor je mensen soms ook zeggen: je moet het loslaten. En dat wordt zo maar een makkelijk cliché. Alsof het een klusje is dat je even moet klaren. Nee, laat je verdriet nu gewoon los, kom eindelijk eens tot rust. Het voelt als een verwijt, alsof je het weer niet goed doet. Gewoon loslaten, dan ben je vrij… En dat is nu juist het moeilijkste wat er bestaat. Hoezo loslaten, als je onrecht ervaart, of onterechte kritiek over je heen krijgt? Hoezo loslaten, als je een diep verlies ervaart? Hoe zo loslaten, als jouw leven in puin ligt? Het voelt als zo goedkoop en oppervlakkig. Makkelijk gezegd, vaak door mensen die er geen benul hebben van wat jij doormaakt.
Loslaten, waarom is het zo lastig? Omdat je pijn een stuk van jezelf is geworden, bijna je identiteit. Dat prijsgeven lijkt zo bedreigend, dan ben je zo uit je evenwicht. Loslaten, het is makkelijker gezegd dan gedaan: moet je je pijn ineens niet meer voelen? Nee, loslaten is: anders vastpakken. Dat is een beetje psychologie, en ook mensenkennis, zelfkennis.
Loslaten, houd me niet vast, dat zegt nu ook Jezus. Hoe bedoelt hij dit? Wat hij bedoelt, voel je vanuit wat er volgt: hou me niet vast, ik stijg op naar de Vader. Daarmee zegt Jezus wat nu zijn blikrichting is. Waarheen hij op weg is. En Maria, en al zijn volgelingen die hem liefhebben, moeten dat nu leren. Hij stijgt op: wat hier staat, wijst op zijn verheffing tot hemelse glorie. Hij zal over 50 dagen opstijgen, ‘opvaren’ naar de hemel. Maar nu al is hij niet meer echt van hier. Nu al is hij een hemelbewoner, die tijdelijk nog hier is, of beter: soms verschijnt. Vanuit zijn hemelse leven maakt hij zich nog zichtbaar.
Maria, wij, we moeten leren dat hij er nu anders voor je is. Op een hogere, betere manier: onbereikbaar, en toch dichtbij. Onbereikbaar, omdat wij niet zo maar even vanuit ons aardse geschonden leven die hemelse heerlijkheid binnen kunnen stappen. Dichtbij, omdat hij de afstand tussen hemel en aarde ongedaan maakt. Wij zijn in onze tijd afhankelijk geworden van wat we voelen, zien, ervaren. “Ik voel, dus ik ben”: de postmoderne variant van het “ik denk dus ik ben” van de Verlichting. Als ik het maar voel, dan kan ik wel geloven, zeggen veel jongeren. Maar wat wil je dan voelen: een kick, een intense vreugde of geluk?Jezus leert ons om hem los te laten. Om te geloven, dat hij bij je is, ook als je dat niet voelt. Dat hij bij je is, ook als het leven pijn doet.
In jouw aardse pijn zie je in geloof deze nieuwe Jezus. In jouw gebroken leven zie je door zijn Geest deze opgestane Heer. In zijn Geest blijft hij bij ons, alle dagen, tot aan de voleinding van de wereld. Loslaten? Dat lijkt soms onmogelijk. Maar dwars door die strijd heen ontwaar je hem, die in glorie zit op de troon. Hij ziet jou, kijkt vol liefde naar je, stuurt je zijn Geest en kracht. Die jou opricht, die je weer doet geloven: God heeft mij lief! Loslaten? Leven blijft pijn doen. In die pijn is hij bij mij: Rabboeni! Mijn Meester! Mijn redder!
Amen