Stort je hart uit voor de HEER! – Preek over Psalm 13
Iemand kreeg op zijn 40e een herseninfarct. Van de ene op de andere dag in een rolstoel. Hun huis moest verbouwd en aangepast worden. Hij had een goeie baan, maar kwam in de sociale werkplaats; tot dat ook niet meer ging. Nu is hij al jaren thuis, maakt puzzeltjes en kijkt tv, bezoek komt er bijna niet meer. Als ik bij hem kom, weet ik niets te zeggen. Wat kun je zeggen?! Zijn mooie woorden uit de Bijbel niet té mooi? En bidden? Zelf kan hij het niet meer: bid jij maar voor me, zegt hij. Bij hem denk ik aan deze psalm: HEER, bent u mij… vergeten?! Wat moet je daar mee? Nou, hopelijk leert het je iets…
Stort je hart uit voor de HEER!
Je moet klagen (1); Je mag vragen (2); Je wordt gedragen (3).
1.
Hoe lang nog, HEER, zult u mij vergeten! Hoe lang nog verbergt u voor mij uw gelaat?! Bid je zo wel eens? Heer, wat voel ik me alleen… Heer, waarom merk ik helemaal niks van u… Heer, hoe lang nog moet ik de ene na de andere klap incasseren…
David stikt van verdriet, is bang, voelt zich alleen. Hij voelt zich bedreigd, alsof vijanden hem omsingelen. Wie zijn die vijanden eigenlijk, waar hij het over heeft? David heeft oorlogen gevoerd en meegemaakt. Maar in de Psalmen zijn vijanden vaak gewoon: mensen om je heen. Goddelozen worden ze soms genoemd: mensen die zich van God niks aantrekken. Soms gaat het om onrecht: arme mensen die worden misbruikt. Vaak worden die vijanden getekend als leugenaars. Mensen die jou zwart maken. Eigenlijk kun je dus zeggen: vul maar in. Allemaal voelen we ons wel eens bedreigd, afgewezen, aan de kant gezet. Misschien heb je er op school of op je werk mee te maken. Mensen die oneerlijk doen, niet oprecht zijn, met de ellenbogen werken.
Wat doe je dan? Ga je bidden? Kun je je voorstellen dat je zo bidt als hier? Hoe lang nog, HEER, zult u mij vergeten! Hoe lang nog verbergt u voor mij uw gelaat?!
Ik denk, dat de meesten van ons zo niet bidden. En toch, iedereen krijgt het vroeg of laat een keer benauwd in zijn leven. Wat doe je dan: als je je eenzaam voelt, onbegrepen, niet gezien?
Je kunt twee dingen doen, en beide doen we vaak. Je wordt een klager. Iedereen die je spreekt moet jouw verhaal horen. Je voelt je slachtoffer. En je legt dat bij iedereen die nog luistert neer. Je hebt niet door, dat steeds minder mensen dat nog willen aanhoren.
Maar soms (dat is de tweede manier) doe je het precies andersom. Je gaat keihard werken, of sporten. Kom je iemand tegen, dan zeg je: goed, met mij gaat het goed! En zo ben je jouw pijn heel hard aan het ontkennen. Ben je aan het vluchten, je gaat drinken, zoekt verkeerde seks; iets wat verdooft.
Maar weet je, met beide manieren hou je God van je af. Of je legt het bij mensen neer, en niet bij God. Of je vlucht, en denkt: Heer, ik onderga het wel, ik red me wel. Wat zie je hier, in Psalm 13? David voelt zich eenzaam, verlaten. Hij legt het niet bij anderen neer; ontkent het ook niet. Nee, hij brengt het bij God! Psalm 13 houdt ons voor: niet dragen maar klagen! Hoe vaak zeggen wij het niet precies andersom: kop op, niet klagen maar dragen!
Je kunt deze psalm niet verbinden met iets uit het leven van David. Wat er precies aan de hand was, het staat er niet bij. En misschien is dat zelfs wel goed, dat we dat niet weten. Zo kun je het beter met je eigen leven verbinden. Het gaat erom, dat David zegt: zo ervaar ik het; zo voel ik me: door God vergeten.
Want dát is het ergste: het voelt alsof God weg kijkt (“gelaat verbergen”). Gods ‘gelaat’, dat is in de Bijbel: God die liefdevol naar je kijkt. Denk maar aan een kind. Als het ziet dat zijn vader of moeder naar hem/haar lacht, dan is het helemaal goed.
Dit is dus een geloofsstrijd voor David. Iemand die niet in God gelooft, verwacht ook niets van God. Maar als je gelooft, dan hoop je toch dat hij je helpt; dat het goed komt als je bidt. Juist dan valt het zo tegen: als er niks verandert, alsof God niet kijkt! Alsof het hem allemaal niks doet.
Dat is hier aan de hand: David klaagt niet over mensen die hem vergeten. Gód valt tegen. Hij roept: waarom vergeet ú mij, juíst u van wie ik alles verwachtte…
Misschien vraag je je af: kun je wel zo bidden, klinkt dat niet oneerbiedig? Móet je niet juist zeggen en geloven: God is altijd bij mij? Zulke liederen zingen we, zulke dingen zeggen we tegen elkaar. Zou God je ooit verlaten?! Nee, dat kunnen we niet geloven, dat gebeurde alleen met Jezus.
Maar je kunt het misschien begrijpen als je aan een klein kind denkt. Het ligt in zijn bedje, wordt ineens wakker, begint te huilen… Mamma, pappa! Waar zíjn jullie dan?!! Ben je er dan niet? Ja, natuurlijk ben je er; maar je kind ziet dat op dat moment niet, voelt dat niet. Wat heeft dat kind dan nodig? Het moet alleen maar getroost worden.
Dat is wat er ook in ons leven vaak gebeurt: God is er, maar het voelt anders. En dat gevoel, dat is voor jou de werkelijkheid. Hij is er wel, hij ziet jou, jij hem niet.
2.
Maar klagen mag vragen worden. Want er is iets met klagen, waar wij vaak moeite mee hebben. Herken je dat: bij mensen die altijd maar klagen, voel je je op de duur ongemakkelijk. Je voelt, dat je de neiging hebt zo iemand te gaan mijden. En dat je heel gauw de neiging hebt te zeggen: maar er zijn toch ook zoveel mooie dingen. “Niet klagen maar dragen.” We willen niet te veel pijn van een ander horen en zien. We strijken het gauw glad, alsof het er niet mag zijn.
Hoe komt dat? Dat komt doordat je er niets mee kunt! Je voelt je zo machteloos. Wat moet je, als iemand verdriet heeft, zich eenzaam voelt. Je wilt helpen, maar je voelt: je kúnt helemaal niks doen. Niks, behalve… Behalve die emoties erkennen, ze er gewoon laten zijn. Iemand die klaagt, laat iets van zijn/haar kwetsbaarheid zien. En als jij die pijn dan maar gauw glad strijkt, dan ontken je die eigenlijk. Omdat jij je zo machteloos voelt, zo onthand.
Maar achter of onder die klacht zit een verlangen, iets wat die ander nodig heeft. Klagen wordt vragen. In deze psalm doet David dat bij God. Mensen nemen mijn gevoelens soms niet serieus, God wel, altijd! Dat David dit zo naar God toe uitroept, laat zien dat hij hem vertrouwt!
Daarom zie je zijn klagen overgaan in vragen. Zie mij, antwoord mij, HEER, mijn God! Verlicht mijn ogen. Mag ik toch weer een spránkje licht zien?! En hij bidt ook, dat zijn vijanden niet zullen kunnen zeggen dat zij het winnen. Niet alleen gunt hij ze dat niet, hij wil dat God de eer krijgt. Na zijn klachten uitgeroepen te hebben, vraagt David God dus, dat híj er iets mee doet.
3.
We zouden nu snel naar dat laatste stukje toe kunnen springen. Zie je wel, het komt dus goed… Maar tussen vers 5 en 6 staat in onze Bijbel een stukje wit. Wie weet hoeveel tijd daar tussen heeft gezeten! Want als David zijn pijn en emoties uitroept, is dat heel echt zijn gevoel. Waar is God, hoe lang moet dit allemaal duren, komt er dan nooit een eind aan…?
Wij kunnen God niet zien, soms kunnen we hem niet vinden. God lijkt je vergeten te hebben. Maar: niet God vergeet jou, jij vergeet God. God kijkt niet de andere kant op, ik kijk vaak niet naar hém. Ik leg het bij mensen neer, of ik vlucht, om de pijn te verdoven. Maar je moet bij hem zijn met je klachten.
En dan kan er, vroeg of laat, licht komen. Geen oplossing misschien, genezing, of dat alles goed komt. Meer een soort rust, en dat zie je bij David: ik vertrouw op uw liefde. Ja, dat had hij ook gedaan, toen hij zijn klachten er uit gooide. Anders had hij zijn emoties niet geuit. Nu zie je het weer: mijn hart zal juichen omdat u redding brengt.
Betekent dat, dat alle problemen en verdriet dan weg zijn? Nee, het is wel een diep vertrouwen: God heeft mij niet verlaten. Klagen is niet berusten, of dapper alles dragen. Het is roepen tot God, omdat hij jou draagt. Omdat hij jou gered hééft: Ik zal zingen voor de HEER, hij hééft mij geholpen!
Hoe dan? In zijn Zoon Jezus! Die door God verlaten werd: zodat wij nooit meer door hem verlaten zouden worden (avondmaal!). Daarom is dit gebed niet oneerbiedig. Het is juist God de eer geven.
Heb je er wel eens over nagedacht dat de Bijbel, Gods Woord, mensenwoorden zijn? Het overduidelijkst zie je dat in een psalm als deze. Menselijke klachten en emoties, in Gods door de Geest geïnspireerde Woord! Daarmee erkent Gód dus jouw pijn en eenzaamheid. God verwoordt jouw nood. En in Christus aan het kruis doet hij dat ook! Alleen door dat volbrachte offer kun je zeggen: de HEER hééft mij geholpen!
Misschien zeg je na dit alles: ik heb niks te klagen. Eigenlijk hoop ik, dat je van deze psalm geleerd hebt wél te klagen. Er is in deze Godgeklaagde wereld heel veel te klagen voor God. Kijk om je heen, zie de nood, de emoties, de pijn. Als dat jou raakt, roep het dan uit tot God. Als het iemand raakt, dan hem wel. Hij stuurde zelfs zijn eigen Zoon. Voor al die pijn, wonden en zonden.
Wat hebben we veel om te klagen. Zoals we ook veel hebben om voor te danken. Want hij heeft ons gered. Zó is hij altijd bij mij!
Amen.