Notice: Functie _load_textdomain_just_in_time werd verkeerd aangeroepen. Vertaling laden voor het hueman domein werd te vroeg geactiveerd. Dit is meestal een aanwijzing dat er wat code in de plugin of het thema te vroeg tegenkomt. Vertalingen moeten worden geladen bij de init actie of later. Lees Foutopsporing in WordPress voor meer informatie. (Dit bericht is toegevoegd in versie 6.7.0.) in /data/www/pastorklaas.nl/www/wp-includes/functions.php on line 6114 Samen bidden tot de God die je toekomst bouwt – Preek over Psalm 51, 20-21 – Nieuwjaarsdag 2017 – Pastorklaas.nl

Samen bidden tot de God die je toekomst bouwt – Preek over Psalm 51, 20-21 – Nieuwjaarsdag 2017

Afgelopen najaar overleed de zanger Leonard Cohen. Een heel bekend lied van hem is “Hallelujah”. Daarin verwijst hij naar David, Gods liedjesschrijver, die ‘halleluja’ zong voor zijn God.

Wat Cohen precies met dit lied wilde zeggen, blijft enigszins mysterieus. Er zijn vele verschillende versies bekend, en evenveel verschillende interpretaties. Hij lijkt te zeggen, dat jouw ‘halleluja’ altijd een gebroken loflied is. Hij verwijst naar de geschiedenis waarin koning David de fout in gaat met Batseba. David, dichter des vaderlands, die kon er wat van. Ja, waarvan? Zijn libido en macht uitleven. En dan toch halleluja zingen?

En hier verlaten we het spoor van het lied van Cohen. Want ja, David bleef zijn God prijzen, met gewond hart. Het was een gebroken halleluja, maar juist dat was zijn redding. Die twee lagen zie je in Psalm 51.

Gebroken en verslagen, maar ook een nieuw begin, een bidden om een nieuwe toekomst. En zo leert dit lied ons bidden, biddend je toekomst in Gods hand leggen.

 

Samen bidden tot de God die je toekomst bouwt

  1. Met een verbroken hart; 2. Met een zuivere geest.

 

1.

Deze psalm heeft een opschrift en een naschrift, en daar is iets mee. Het begint heel persoonlijk. De psalm wordt verbonden met een bijzondere situatie in Davids leven. Toen de profeet Natan hem had bezocht, nadat hij met Batseba had geslapen, staat er boven.

Je kunt die geschiedenis nalezen in 2 Samuel 11 en 12. David ziet vanaf het dakterras van zijn paleis een mooie vrouw in de stad. Hij laat haar bij zich brengen en gaat met haar naar bed. Haar man Uria laat hij omkomen in een gevecht in een oorlog tegen de Ammonieten. De profeet Natan komt hem een jaar later bestraffen. En dan erkent David zijn misdaad. Dit lied is een weergave van zijn gebed, een heel persoonlijke en eerlijke boetedoening.

Maar aan het eind van de psalm zie je een naschrift. En dat gaat over een heel andere situatie dan die van dat opschrift. In vers 20 wordt gebeden: bouw de muren van Jeruzalem weer op. Dat betekent dat er aan de psalm is gewerkt en is toegevoegd. Het lied heeft in Israëls geschiedenis een andere betekenis gekregen. Het werd van een persoonlijk gebed een bede voor de toekomst van Jeruzalem.

Toch is het lied een prachtig gecomponeerde eenheid. Het begint met dat intense gebed om Gods vergeving.

Wat doe jij, als je om vergeving bidt? Er zijn heel wat verschillende mogelijkheden (zie “Leven met de Psalmen”, 41). Ik herken ze wel: “ik negeer mijn schuld”; of: “ik ontwijk God…” Of: ik bid wel om vergeving, omdat dat nu eenmaal zo hoort. Dan wordt het iets plichtmatigs, en dus inhoudsloos.

Het boekje noemt ook een andere keus: “ik zoek God en vraag vergeving.” Dat is mooi, maar doen we dat echt? Dat gaat niet vanzelf, dat vraagt vertrouwen. En dat zie je bij deze dichter: hij beroept zich op Gods goedheid en trouw. En zo belijdt hij zijn schuld.

Hij gebruikt woorden die de lading hebben van een breuk. Zoals wat je voelt als je ruzie maakt met een geliefde. Je doet elkaar pijn, en zo ervaart ook David, dat zijn daden hem van God hebben vervreemd. Tegen u, tegen u alleen heb ik gezondigd, en gedaan wat slecht is in uw ogen. Dat drukt op hem, als een steen op zijn hart.

En daarom smeekt hij, of God zijn zonden wil wegwassen. En niet alleen of God de schuld wegneemt, ook of God hem een nieuw hart wil geven (genade is: God neemt iets weg, én: hij geeft er iets voor in de plaats; vergeving én vernieuwing!). Hij gebruikt voor die vernieuwing het woord scheppen: iets volkomen nieuws maken. Het vernieuwende werk van de heilige Geest, die schepper en her-schepper is. En dan eindigt dit gebed met zijn verlangen om weer van Gods liefde te zullen zingen.

En dan maakt de dichter een overgang, in vers 18/19 (dat mogelijk ook al hoort bij die latere toevoeging, dat naschrift). Want nu wordt het gebed een soort les of onderwijs. Onderwijs dat we ook al vonden in Psalm 50, en in Jesaja 1: U wilt van mij geen offerdieren, in brandoffers schept u geen behagen. Het (ware) offer voor God is een gebroken geest; een verbroken en verbrijzeld hart zult u, God niet verachten.

Bidden om vergeving kan zo gemakkelijk een goedkoop riedeltje worden. Hier zie je iemand die er kapot van is, er niet meer mee kan leven. Zijn zonden staan tussen God en hem in, dat maakt zijn hart koud, en eenzaam. Nu beseft hij, dat hij voor de heilige God staat. Die hij toch vertrouwt, als zijn genadige Vader.

Ken jij dat ook? Hoe kun je hém, jouw liefdevolle Vader, teleurstellen?! Hoe kun je in zonde verder leven?! En dus hem kwijtraken?! Heb jij dat ook: dat je ineens met pijn in je hart beseft hoe ver weg God dan is?

Echt bidden om vergeving is pijnlijk, dat doet zeer. Je hebt jouw liefdevolle Vader gekwetst. Lig je daar niet wakker van? En voel je dan hoe zwaar het is om op je knieën te gaan, klein te worden voor hem? Bidden om vergeving, dat is snijden in je trots, je eigenwaan. Die houding wil God zien. Niet de tempeldienst, het doen van religieuze plichten. Een oprecht hart, van een mens oog in oog met zijn God.

 

2.

 

Wat mooi, als Gods volk dit lied dan eeuwen later in een heel ander verband herleest en beleeft. Als een lied gezongen door de gemeente na de ballingschap. Je ziet het voor je, Jeruzalem nog in puin, geen tempel om te offeren, een ontredderd volk. Ze voelen zich als destijds David, smekelingen voor Gods troon. Hoe zal Gods volk ooit weer toekomst krijgen?

Ze vallen op hun knieën en bidden om een nieuw Sion, een nieuwe tempel. Zodat ze eindelijk weer de juiste offers zullen kunnen brengen: juiste offers, offers in hun geheel verbrand, dan legt men stieren op uw altaar. Het persoonlijke gebed is dus een gebed van het volk geworden. Hoopvol kijken naar de toekomst: een nieuw Jeruzalem, een nieuwe tempel. Offers zoals God ze graag wil.

Maar wat zijn dat uiteindelijk voor offers? Zijn dat weer die offers van vroeger: stieren en bokken op het altaar, bloed op de ark? Nee, de psalm is nu a.h.w. ‘gereframed’. Het gebed om een nieuw Jeruzalem is vastgeplakt aan een persoonlijk gebed om vergeving. En dus krijgen ook die nieuwe offers een diepere betekenis. Gods volk bidt om een nieuw hart, een nieuwe geest.

Met offerdieren en brandoffers zul je God niet behagen. God is pas blij met offers van dankbaarheid (dat was Psalm 50). En nu komt daar bij: God is blij met je offer als het uit gebroken harten komt.

We gaan een nieuw jaar in. Heb je er moed voor? Dat zal per persoon verschillen. De één gaat welgemoed verder, vol plannen en idealen. De ander valt het zwaar. En deze wereld lacht je nou ook niet bepaald toe. De EU valt uit elkaar. Waarden als veiligheid voor bedreigde mensen worden ingewisseld voor nationale belangen. De samenleving wordt harder, de tegenstellingen scherper.

En op persoonlijk niveau ervaren mensen leegte, terwijl ze alles hebben. Roept er nog iemand ‘halleluja’, prijs de HEER?

Ja, luister goed, Gods kerk zingt een lied. Zij zingt halleluja! Alleen het is een gebroken loflied. Het komt uit harten die geschonden en verwond zijn. Maar ook gegroeid, gepolijst, geschuurd. In de strijd tegen wonden en zonden roepen ze tot hun God. Of hij zich wil ontfermen, genade wil tonen.

Het ware halleluja komt uit harten van mensen die klein en nederig voor God verschijnen: Het (ware!) offer voor God is een gebroken geest; een verbrijzeld hart zult u, God, niet verachten!

Wij gaan een nieuw jaar in met goede moed. Want wij bidden tot de HEER, de enige die toekomst opent. Die Jeruzalem bouwt, en die uitziet naar de juiste offers. De ware geestelijke eredienst, zou Paulus zeggen (Romeinen 12, 1-2)!

Ja, onze lofoffers zijn omfloerst, gemengd, met pijn en tranen, met zonden en wonden. Zulke offers wil God: van mensen die het niet mooier maken dan het is. Maar die wel hoopvol de blik omhoog richten. Omdat daar onze Heer woont, Jezus die onze offers tot God-aangename offers maakt. En die bezig is zijn Jeruzalem te herbouwen. Tot we hem in eeuwigheid met onze zuiverste offers van dank en lofprijzing zullen eren!

 

Amen.

 

psalm-51-20-21 psalm-51-20-21

Dit vind je misschien ook leuk...

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *