Maria en Het Licht
“De Heer wil ik dienen: laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd”. De woorden van het jonge meisje Maria uit Nazaret. In de oude vertaling vind ik het stiekem nog mooier: “Zie de dienstmaagd des Heren; mij geschiede naar uw woord”. Doulè tou theou: slavin Gods! Gebeure wat u zegt! Krachtig van eenvoud.
Ik word er stil van. Krijg je ineens een engel uit de hemel op bezoek, en dan die reactie! En wat een boodschap: Zoon van de Allerhoogste, de troon van zijn vader David, tot in eeuwigheid koning… En dan die simpele overgave: de Heer wil ik dienen. Wat een geloof, wat een eenvoudige toewijding. Een jonge vrouw geeft zich aan God, helemaal, haar lijf, haar hele leven!
Bij het naderende Kerstfeest dacht ik: we steken de kaarsjes aan, doen de gordijnen dicht, de koude wereld buiten. Wat een rotwereld! Somberheid overviel me, toen de minister-president zei dat alles dicht ging met de Kerst. Heer, ontferm U, dacht ik. Niet allereerst om mezelf, ik kan redelijk normaal verder leven. Maar al die ondernemers die hun zaak kapot zien gaan, al die gezinnen met kinderen thuis en de opvang dicht. En al die jongeren, opgesloten met hun gierende gevoelens.
Ontferm U, Heer! Ook over een verscheurde samenleving, over mensen die de idiootste berichtjes delen en grif geloven. Over politici die woorden vol geweld spreken en de lont van agressie ontsteken. En wereldleiders die geloven in prikkeldraad en wapentuig.
Maar dan kijk ik naar Maria, haar eenvoudige en besliste gehoorzaamheid. Ze wist totaal niet wat haar overkwam! Toch die reactie: zie de dienstmaagd van de Heer. Voici zoals de Fransen zeggen, alstublieft. Ze gééft zichzelf, biedt zich aan, offert haar leven.
Wat heb ik te mekkeren? Waarom zou ik somber zijn? Ik hoef de wereld niet op m’n nek te nemen. Deze vrouw, haar gelovige antwoord, maakt mij klein. Ik kan de wereld niet veranderen, ik moet, mág, daarin leven. Vanuit het licht dat schijnt in mijn donkere ziel. Ja, we brengen de Kerstdagen door in kleine kring. Kaarsjes aan, gordijnen dicht. Maar die wereld sluit je daarmee niet buiten. Een virus dat als de doodsengel door Gosen gaat. Mensen die hun radeloosheid slechts in woede kunnen uiten. Zovelen die vastzitten in de gevangenis van hun eigen wantrouwen. Die zwarte leegte raakt me. Die kún je eenvoudig niet buiten sluiten. Die wereld, dat ben ook ik! Diezelfde angst en verweesdheid zitten in mij. Die neiging om me af te sluiten.
Deze vrouw gaat mij voor. In haar gelovige overgave. Wat wist zij, wat begreep zij? Ze vertrouwde slechts. Dat is wat ik moet leren: vertrouwen in de God van het Licht. Het Licht der wereld dat laat zien dat wij ertoe doen. Dat we geliefd zijn, dat ik er mag zijn. Het licht dat op alle mensen schijnt, heel die wereld in Goddelijk licht. Dat ik dat mysterie mag omarmen. En zo zelf een straaltje licht mag verspreiden. De wereld op m’n nek nemen of veranderen is te groot. Een beetje licht verspreiden, dat is wat ik kan. Jij in jouw klein hoekje, en ik in ’t mijn… “De Heer wil ik dienen…”