Kind van God
‘Vrijgemaakten’ zeggen: kind van God ben je door Gods belofte bij je doop. In een preek over Heid. Cat. zondag 13 legde ik uit, dat dit een te ondoordachte aanname is. Zo spreekt de Bijbel namelijk niet over het kind van God zijn. De Bijbel zegt: door de Geest roepen wij God aan als Vader, door de Geest zijn wij kinderen van God (Romeinen 8, 14-15; Johannes 1, 12-13; zie ook 3,3). Daarom is alleen Jezus de enige en echte zoon van God (Matteus 3,17). Hij is door Gods Geest gezalfd, hij als enige heeft recht op de naam en positie kind/zoon van God.
Het risico dat ‘vrijgemaakten’ lopen, is een te gemakkelijke of vanzelfsprekende manier van geloofszekerheid (en dus een schijnzekerheid). Mensen die zeggen dat wij wel al te makkelijk menen het eeuwige leven te ontvangen, hebben een punt (men sprak van ‘verbondsautomatisme’). Oppervlakkigheid en dus geestelijke armoede liggen dan op de loer. Mensen die Gods genade als een onverdiend wonder aanvaarden, hebben een dieper geloof.
Dit hoeft niet te leiden tot geloofsonzekerheid. Dat gebeurt, als je je te veel gaat verdiepen in jezelf. Daar hebben de gereformeerden zich in de jaren ‘20/’30 van de vorige eeuw juist tegen verzet, wat uiteindelijk één van de achtergronden van de Vrijmaking was. De nadruk die men toen ging leggen op de zekerheid niet in jezelf maar in Gods beloften was terecht, maar kon dus leiden tot een andere ontsporing: een te vanzelfsprekende geloofszekerheid.
Daarom deze correctie: kijk naar Jezus. Hij is het volmaakte beeld van God (Hebreeën 1,3), tegen hem alleen zegt God: “Jij bent mijn zoon, ik heb je vandaag verwekt” (Hebreeën 1,5/Psalm 2). Zonen en dochters van God kunnen we dus alleen zijn, als wij zijn als hij. In hem, door zijn Geest.