Ik ben (over een boeiende enquête-uitslag) 2
De meeste respondenten in dit onderzoekje zien blijkbaar wel, dat predikant zijn bijzonder complex is. Wat een aardige mensen allemaal, die dit invulden! Ze leven zich goed in in het bestaan van hun dominee.
Toch blijven de verwachtingen torenhoog. Het cliché dat de dominee geen ‘schaap met vijf poten’ is, klinkt al gauw wat obligaat als we vervolgens wel ladingen verwachtingen op z’n rug stapelen. Zeker, van iemand die zo hoog gekwalificeerd is, mág je een en ander verwachten. Terecht eindigt het rapport dan ook met een oproep open en eerlijk met elkaar hierover in gesprek te blijven, in plaats van thuis op de bank te gaan zitten “in de hoop dat de predikant gaat doen wat je verwacht”. En laten predikanten dan ook eerlijk uiting geven aan wat zíj willen, kunnen en verwachten.
En toch, terwijl dus gezégd wordt dat een predikant ‘natuurlijk’ niet alles kan, verwachten we intussen wel…. (noem het maar op, torenhoge verwachtingen). Zoals je ook telkens weer ziet in z.g. profielen voor te beroepen predikanten. We zeggen geen té hoge verwachtingen te mogen koesteren, tegelijk is aller oog gericht op die dominee: als hij nu maar (vul maar in: jongeren boeit, inspirerend preekt, enzovoort). Dit is op z’n minst tegenstrijdig. Wordt het geen tijd die ballon ’s door te prikken?
Wát verwacht men dan? De focus ligt in de enquête-uitslag op het woord verbinden. En het zou wel eens kunnen zijn, dat men hier de kern raakt van wat predikant zijn ten diepste is! Waarom is er zoveel behoefte aan of verlangen naar verbinding? Wat wordt daarmee bedoeld? Ik denk, dat deze behoefte de algehele verwarring en onzekerheid van kerkleden weerspiegelt. De kerk valt uit elkaar van individualisering. Er is geen overkoepelend verhaal meer, er zijn honderden verhalen. Hoe moeten al die verschillende mensen elkaar vinden, verbonden raken?
Inderdaad, dat is precies de kerntaak van de predikant. En meteen ook de meest complexe! Het is maar goed dat predikanten opgeleid zijn als theoloog. Want dat is wat ze moeten zijn: man Gods, en dús verbinder. De hermeneutische kwaliteit of vaardigheid. Het Oude Verhaal verbinden met al die kleine verhalen van nu. Mensen handvaten aanreiken waarmee ze dat grote verhaal van Gods redding in Christus naar zich toe kunnen halen, in hun hart kunnen sluiten, kunnen integreren in hun dagelijkse bestaan.
Alleen, het is een illusie als we denken dat alleen de predikant die verbrokkeling van de kerk en het geloof kan of moet oplossen. Verbinding brengen is een onmogelijke opdracht als toch niemand luistert en ieder aan zijn eigen eindje blijft vasthouden. De kunst van het verbinden is dus de kunst van het opstarten en leiden van een dialoog. De predikant als gespreksleider.
Maar dan moet je daar wel de handen vrij voor hebben. Als gemeenteleden allemaal hun eigen touwtje aan die dominee vastmaken en dan met z’n allen hun eigen kant op blijven trekken, wordt de dienaar letterlijk geradbraakt en gevierendeeld (of meer dan vier…). Dan wordt het een belangenstrijd waarin de predikant voor de meest uiteenlopende karren wordt gespannen.
Dit betekent dus, dat een predikant dit nooit alleen kan en ook niet alleen moet willen. Op z’n minst vraagt dit om bescherming door leiderschap dat optreedt als team. Niet massief en autoritair, wel met een heldere koers. Niet gericht op het bij elkaar houden van de tent, maar op een ware dialoog, het willen leren van en luisteren naar elkaar.
Een verbindende dialoog is een gesprek waarin je deelneemt in de verwachting dat God werkt in de ander, juist ook waar die ander zo heel anders is dan jij. Het is geen kunst om het met je eigen vriendjes over alles eens te zijn. Het vraagt een grotere stap om te geloven dat die ander die zo anders denkt en gelooft en leeft dan jij ook een zoon of dochter van de Heer is. En dan te zoeken naar wat de Heer jou in die ander geeft. Je zou nog wel eens kunnen veranderen daarvan. Daar grossiert de kerk toch in: in verandering?