Gereformeerd en evangelisch: over zonde en vernieuwing
Een fijne reactie op een preek
Een oudere dame belt. Ze heeft onlangs onder mijn gehoor gezeten, toen ik preekte over ‘leven uit de vernieuwende genade van de heilige Geest’, naar aanleiding van zondag 44 van de Heidelbergse Catechismus. Zij was verward thuis gekomen. Ze was bij haar moeder op bezoek en ging mee naar de dienst waarin ik voorging. Zelf is ze woonachtig in het buitenland en kerkt ze in een Baptistengemeente. Ze was wat verontwaardigd over iets wat ik gezegd had en kon na die opmerking niet goed meer luisteren naar de rest van het verhaal. Ik begon de preek namelijk met het volgende voorval:
“Twintig jaar geleden heb ik m’n hart aan Jezus gegeven, zei de man, en toch heb ik nog steeds zo’n last van m’n zonden. Hoe kan dat toch? Ben ik niet bekeerd, dan? Waarom is mijn leven toch nog zo weinig veranderd? Het was een evangelische broeder, lid van een Pinkstergemeente, die dit zei. Hij kon niet begrijpen, waarom hij soms nog steeds zonden deed.”
Daarna legde ik uit, dat wij gereformeerden soms aan de andere kant lijken te zitten: “Een jongere die ik sprak, gereformeerd opgegroeid, zei precies het omgekeerde. Ik ben natuurlijk zondig en kan toch niet doen wat God in zijn wet vraagt. Maar gelukkig, er is elke dag weer vergeving voor. En je moet natuurlijk wel blijven probéren het goede te doen, aldus de jongeman. Vergeving lijkt voor ons bijna iets te zijn om ons gerust te stellen: volmaakt word je toch niet, maar gelukkig, ’t geeft niet, er is toch vergeving? Alsof zonde dan niet meer zo heel erg is.”
Verderop in de preek kwam ik terug op die evangelische geloofsbeleving: “Je komt van die opgetogen gelovigen tegen, die je zelfs op straat aanspreken en zeggen, dat je je eindelijk eens écht moet bekeren, juist als gereformeerd kerklid. En die je verzekeren, dat als je je bekeert, dat je dan daarna echt geen enkele zonde meer zult doen. Uitwassen van evangelisch geloven. Vele evangelische christenen gaan uit van wat men noemt het ’perfectionisme’: het geloof, dat een echt bekeerde christen in dit leven van z’n zonden af komt en geen zonden meer doet. In feite tref je dit trekje aan bij alle evangelische christenen, van Pinkstergemeente tot Baptist: bekering betekent, dat je je overgeeft aan Christus en dat je daarmee het kruis a.h.w. voorbij bent. Daarna kom je in de fase van de heilige Geest, voor velen de fase van speciale gaven en krachten, bestemd voor bekeerde, dus volmaakte, gelovigen.”
En hier haakte de aardige belster af. Ze zei: ik heb dit voorgelegd aan mijn voorganger in die Baptistengemeente waar ik kerk, en die werd nogal verdrietig van deze uitspraak. Hij ervoer die als nogal ongenuanceerd. Hij erkent wel degelijk dat wij ook na onze bekering nog altijd hebben te vechten tegen onze zondige aard en de verleidingen die op ons afkomen. En dat we moeten bidden om de kracht en genade van de heilige Geest, die ons steeds meer vernieuwt naar het beeld van Christus. Scheert u niet alle evangelische christenen over één kam?
We kregen een bijzonder prettig telefoongesprek, dat er mee eindigde dat ik zei: bied uw predikant mijn verontschuldigingen aan, omdat ik het mogelijk wat te zwart-wit heb gezegd. Maar ook kon ik uitleggen waaróm ik het had gezegd: het is wel degelijk, hetzij meer of minder, een bepaalde trek bij alle evangelische gelovigen. En dat is vanwege hun visie op heiliging. En daar wilde de dame zeker nog eens goed over nadenken, want ze had zich in de grote lijn van mijn preek juist heel goed kunnen vinden en had graag naar me geluisterd.
Wat fijn is zoiets! Dat iemand je belt en dan aan je vráágt hoe het zit. En daar dan vervolgens van kan zeggen: weer wat geleerd. Dat gaf ook mij de ruimte aan het eind van het gesprek te zeggen: dat geldt ook voor mij! Ik moet oppassen niet zo maar allerlei gelovigen en kerkelijke stromingen over één kam te scheren, daarmee kun je sommigen onrecht doen. Een fijne opbouwende manier van reageren, waarvoor ik haar heb bedankt.
Genade: een cadeau dat je met twee handen moet aanpakken!
Ik denk vaak: zal met het wegvallen van de middagdiensten ook het onderwijs in de gereformeerde leer gaan sneuvelen? Daar ben ik niet bang voor, dat is al aan het gebeuren. Daardoor worden we steeds kwetsbaarder tegenover ontsporingen. Zo heb ik die geloofsbeleving bij evangelische christenen getypeerd: door die eenzijdige visie op zonde en bekering kunnen ze gemakkelijk ontsporen. En veel gereformeerden hebben daar geen weerwoord meer op. Maar dat heeft ook alles te maken met hun eigen scheefgroei als het om de heiliging gaat.
In zondag 44 staat het zo prachtig en evenwichtig: waarom laat God de tien geboden zo scherp prediken, als niemand ze in dit leven volbrengen kan? En dan komt er een schitterend antwoord, dat bestaat uit twee delen. God wil dat wij onze zondige aard steeds meer leren kennen. Waarom: zodat wij nog meer verlangen naar de vergeving van zonden en onze gerechtigheid in Christus zoeken. Dat noem ik Genade deel 1.
Want dan komt het tweede deel van het antwoord. Ook wil God dat wij zonder ophouden ons inspannen en God bidden om de genade van de Heilige Geest, om steeds meer naar het beeld van God vernieuwd te worden, totdat wij na dit leven het doel, de volmaaktheid bereiken. Dat noem ik: Genade deel 2.
Gods genade is een cadeau dat zo groot is, dat je het niet met één hand kunt aanpakken. Nee, je moet het met twee handen aanpakken. Anders valt het uit je handen en raak je in onbalans. Met de ene hand pak je de vergevende genade van Christus aan, maar Gods genade is ook de vernieuwende genade van de heilige Geest! Die pak je met je andere hand aan. Genade is tweeledig: vergeving én vernieuwing.
Als je dat niet goed ziet, ontspoor je. Evangelischen ontsporen, als ze die ene genade in twee stukjes knippen. Dan zeggen ze: ik heb Jezus als verlosser aanvaard, nu zijn mijn zonden vergeven, en ben ik ook verlost van mijn zondige aard. Daarna kan ik verder doorgroeien, naar de fase van de Geest. Dan geeft hij me nog andere genade, namelijk zijn gaven en charisma’s, tongentaal, genezing, etc. Maar ook gereformeerden ontsporen, naar de andere kant toe, als ze zeggen: ik ben zondig, maar gelukkig is er elke dag weer vergeving. Want, zeg ik dan, waar is dan die vernieuwende kant van Gods genade gebleven? Geloof je dan niet in verandering, in een groeiende gehoorzaamheid aan Gods geboden, in echte vernieuwing van je leven door de Geest van Christus? In de preken en boeken van de bekende New Yorkse predikant, die ik in 1997 persoonlijk ontmoette, komt dat zo prachtig naar voren: dat je echt een nieuwe mens wordt.
In de praktijk zijn we ons daar soms bar weinig van bewust. Dan hoor je gereformeerde jongeren zeggen: ja, de tien geboden, die zijn belangrijk. Want zo weet je hoe je moet leven. En dan zeg ik: je moet helemaal niks! Pas op met moeten! We worden zo maar wettische christenen! Die denken dat ze het zelf moeten doen, maar het niet kunnen en dan maar bidden om vergeving. Dan maak je van genade goedkope genade (Bonhoeffer!).
“Belofte en eis”
In de gereformeerd(-vrijgemaakte) traditie is dit ook wel in de hand gewerkt door eenzijdige verbondsprediking. Men ging op de loop met een foutief geïnterpreteerd zinnetje van het doopsformulier: dat het verbond “twee delen” heeft, namelijk “belofte en eis” (foutief omdat het ooit bedoeld was (en dat stond er ook) als: een verbond heeft twee zijden of partijen: God en mensen). Maar o, wat heb ik vroeger veel preken gehoord, waarin dat zo ging: God heeft zijn verbond met ons gesloten, waarin hij ons zijn beloften schenkt van vergeving en eeuwig leven. Maar denk erom, die verbondsliefde kent een keerzijde: er is ook een verbondseis! Van gehoorzaamheid, geloof, bekering. Hoppekee, daar gaan we weer, dacht ik dan: wat hij met de ene hand geeft, neemt hij met de andere terug. En daarmee ben je teruggeworpen, niet op Gods genade, maar op jezelf! Zo hoor je catechisanten zeggen: ja, je kunt het niet, maar je moet natuurlijk wel je best doen! Dan denk ik altijd aan psychiater Los, die ooit zei: ik zei tegen mijn kinderen als die naar school gingen altijd “doe vandaag beslist niet je best”. Hij legde dat uit en zei: als je zegt “doe je best”, dan moeten ze het zelf doen, ze staan onder de druk van het moeten. Daarom zei hij zoiets als: geniet van de dag en ik hoop dat ze goed voor je zijn.
Dat is precies zoals Gods genade bedoeld is. God die tegen ons zegt: “Heb mij lief en doe wat je wilt” (Augustinus). Dat laat zien, dat je het moet ‘loslaten’. Gehoorzaamheid aan Gods geboden is iets wat in je leven groeit, namelijk uit Christus! In Johannes 15 zegt de Heer: “zonder mij kun je niets doen”. Dat is de beste samenvatting van wat hij daar zegt over hoe je als gelovige groeit. Je bent een tak die verbonden is met de stam en de wortel van de wijnstok Christus. Uit hem komt dat nieuwe leven, geloof, liefde, bekering, gehoorzaamheid.
En als je zo, door je geloofsverbondenheid met hem, gaat groeien, ga je steeds meer op hem lijken. Zoals de Catechismus het ook zegt: je wordt vernieuwd naar zijn beeld. Dat noemt de Bijbel ook de vrucht van de Geest, Galaten 5, 22/23. Wat Paulus daar opsomt, zijn eigenschappen. Dat gaat niet over doen maar over zijn. Zo word je, zo ben je dan. Het zijn de karaktertrekken van Jezus! Zijn liefde, vrede, geduld, zelfbeheersing, enz., worden de jouwe! Dank God voor zijn genade! Je bent in Christus en door zijn Geest een nieuwe mens, een nieuwe schepping. Een zondaar maar bemind (Keller!). Een oude mens die door de nieuwe wordt verslonden, steeds meer en meer. Totdat…
En daarmee eindigt antwoord 115: “Totdat wij na dit leven het doel, namelijk de volmaaktheid, bereiken”! Ik ben die mevrouw dankbaar voor haar telefoontje. We hadden een fijn gesprek en begrepen samen iets van wat genade is.