Notice: Function _load_textdomain_just_in_time was called incorrectly. Translation loading for the wp-pagenavi domain was triggered too early. This is usually an indicator for some code in the plugin or theme running too early. Translations should be loaded at the init action or later. Please see Debugging in WordPress for more information. (This message was added in version 6.7.0.) in /data/www/pastorklaas.nl/www/wp-includes/functions.php on line 6114 Notice: Functie _load_textdomain_just_in_time werd verkeerd aangeroepen. Vertaling laden voor het hueman domein werd te vroeg geactiveerd. Dit is meestal een aanwijzing dat er wat code in de plugin of het thema te vroeg tegenkomt. Vertalingen moeten worden geladen bij de init actie of later. Lees Foutopsporing in WordPress voor meer informatie. (Dit bericht is toegevoegd in versie 6.7.0.) in /data/www/pastorklaas.nl/www/wp-includes/functions.php on line 6114 Evangelie en kerk in de laat- of postmoderne cultuur: nieuwe kansen voor geloof? – Pastorklaas.nl

Evangelie en kerk in de laat- of postmoderne cultuur: nieuwe kansen voor geloof?

 

Onderstaand essay is geschreven als eindopdracht in het kader van de module Zending in een Postchristelijke Cultuur, onderdeel van de Master Missionaire Gemeente, die ik in deeltijd volgde van 2009 tot 2012 aan de Theologische Universiteit Kampen bij dr. Stefan Paas.

Inleiding

Hoe kan de kerk van Christus het evangelie effectief communiceren in een postmoderne cultuur? Over die vraag gaat dit essay.

Gekozen is voor de term postmoderniteit. Binnen de theologie spreekt men afwisselend van post- en laatmodern, waarbij waarschijnlijk het laatste begrip correcter is maar het eerste vaker gebruikt wordt. Ik begeef me echter niet in de discussie, of we er niet beter aan doen te spreken van een laat-, hyper- of tweede moderniteit in plaats van over postmoderniteit, omdat dit een filosofisch debat is.

Eerst zet ik kenmerken van de ‘postmoderne’ cultuur op een rijtje. Vervolgens worden enkele religieuze aspecten besproken: wat is de invloed van deze cultuur op de manier waarop men geloof en religie ziet en invult? Tenslotte kijken we naar consequenties van de postmoderne omgeving voor de kerk en de wijze waarop deze het evangelie effectief kan communiceren.

‘Postmodern’ veronderstelt een relatie met ‘modern’, de aanduiding van een periode waarin de rede domineerde. Sinds de Verlichting is steeds meer een vorm van rationalisme gaan overheersen, die men instrumentele rede heeft genoemd.[1] D.m.v. de menselijke ratio wilde men de weerbarstige werkelijkheid manipuleren, eenzelfde soort machtsstreven als wat de bouwers van de toren van Babel dreef: “een toren die tot in de hemel reikt”. Het verhaal van de toren van Babel in Genesis 11 kan helpen als metafoor om deze dominantie van de rede en daarop het wegvallen van één waarheid uit te leggen.

De alleenheerschappij van de ratio duurde enkele eeuwen en stimuleerde de opkomst van de moderne natuurwetenschappen en technologie enorm. Tegelijk werd de ratio zo’n beetje tot god verheven: waarheid en normativiteit werden geïdentificeerd met wat men verstandelijk kan weten. Deze manipulatieve tendens leidde ook tot ontsporingen in totalitaire ideologieën en zelfs politieke onderdrukking (zoals nazisme, sowjet-communisme, etc.). Maar ook in de christelijke traditie speelde rationeel beheersingsdenken een rol, naar twee kanten: aan de ene kant in liberale Schriftkritische theologie, aan de andere in dogmatisme en door regel-ethiek bepaalde moraal.

“Ook in de christelijke traditie speelde rationeel beheersingsdenken een rol, naar twee kanten: aan de ene kant in liberale Schriftkritische theologie, aan de andere in dogmatisme en door regel-ethiek bepaalde moraal”

Door Gods ingrijpen valt de machtsbundeling van Babel uiteen. Deze verbrokkelt “in de veeltalige wereld, waarin we ieder onze eigen weg gaan in wisselende groepen van wisselende samenstelling.”[2] Ieder spreekt zijn eigen taal, er is geen gemeenschappelijk referentiekader meer. Hetzelfde zien we vandaag in het uiteenvallen van collectiviteit in individuen die hun eigen waarheid zoeken. Het postmodernisme is deels een reactie op de exclusieve dominantie van de rede: ieder construeert zijn eigen waarheid, hoger gezag dan het eigen zelf wordt niet aanvaard.

 

1. Kenmerken[3]

Een eerste kernwoord om de postmoderne cultuur te typeren is individualisering. Dit is niet bedoeld als morele (dis)kwalificatie van een (verwerpelijke) houding van ‘ik-gerichtheid’, maar een sociaal-cultureel proces, waaraan mensen (vaak onbewust) deelhebben. Het beschrijft de werkelijkheid dat mensen “de motieven en redenen voor hun handelen en denken steeds meer dienen te ontlenen aan ‘zichzelf’.”[4]

Individualisering is dus een proces waaraan wij allen deel hebben en dat onomkeerbaar is. Reeds het humanisme (Erasmus) en de Reformatie (Luther, Calvijn) impliceerden een tendens van individualisering ten opzichte van de middeleeuwse feodaal-collectivistische cultuur. Eigen keus, bewust geloof, het zelf lezen van de bronnen etc. bevorderden de emancipatie van het individu, dat los kwam van collectieve en opgelegde patronen en opvattingen. En legt niet de Bijbel zelf al een basis voor persoonlijke verantwoordelijkheid van de mens (Ez. 18; Rom. 14,12)?

Als tweede kenmerk van postmoderniteit noemt men differentiëring: het leven van mensen speelt zich af in vele verschillende werelden. Door vertechnisering van de cultuur is er niet langer sprake van één samenhangend geheel maar van vele losse sectoren met eigen regels en conventies. Maar ook in het persoonlijke leven leeft men verdeeld over afzonderlijke levenssferen als familie, werk, recreatie, etc. In elk van deze sectoren geldt een eigen cultuur, waarin aan andere normen en conventies gelden. Dit geeft een ervaring van pluralisme, ook binnen het bewustzijn van het individu zelf. Hoewel dit laatste niet altijd als probleem gezien wordt, lopen steeds meer mensen wel vast door gebrek aan oriëntatie of aan een helder referentiekader.

Een derde kenmerk is het streven naar authenticiteit. Door het ontbreken van een ‘hoger gezag’ moeten mensen zichzelf ‘ontwerpen’, hun eigen zelf zoeken. Niet alleen is dit noodzakelijk, het is ook een persoonlijke behoefte. Charles Taylor spreekt van het morele ideaal van het huidige individualisme.[5] Hij acht het onderkennen van deze morele kern essentieel, omdat dit de mogelijkheid van intersubjectieve dialoog over waarheid en normativiteit open houdt.

Omdat men niet kan terugvallen op een andere instantie dan het eigen zelf, wordt het eigen levensverhaal voor velen een bron van zingeving: de eigen geschiedenis is het materiaal om identiteit, het hogere doel of de zin van het leven te ontdekken.

Hiermee verbonden is een vierde kenmerk: ont-traditionalisering. Tradities zorgden in het verleden voor een soort gezaghebbende regulering van het persoonlijke leven. Gedrag en keuzes waren min of meer voorgeschreven of vanzelfsprekend. Nu dient echter ieder zelf te kiezen. Dit betekent niet zonder meer de verdwijning van tradities, omdat tegelijk de behoefte groeit aan een eigen wereld waarin men zich veilig voelt. Zelfgekozen tradities kunnen hierin voorzien, wat we ook zien in een hang naar ritualisering (het vieren of gedenken van ingrijpende gebeurtenissen door middel van zelfontworpen rituelen, nieuwe vormen van rouwen, etc.).

De postmoderniteit is deels een reactiebeweging op het oude (‘moderne’) denken, waarin de functionele rationaliteit domineerde. Dit oude denken was een eenheids- en machtsstreven, met onvoldoende oog voor persoonlijke eigenheid, gevoel en beleving. Tegelijk radicaliseert het postmodernisme het individualisme:[6] de huidige individualisering is niet meer dan een consequentie van de dominantie van de ratio in het modernisme, waardoor mensen zichzelf steeds meer zijn gaan ervaren als individueel subject. De huidige individualisering betekent een verdere emancipatie van het individuele subject tegenover de dwang van de ratio. Daartegenover vindt dus deze ‘wending naar het subject’ plaats: in plaats van het ‘cogito ergo sum’ (ik denk dus ik ben) van Descartes kwam het ‘sentio ergo sum’ (ik voel dus ik ben) van de postmoderniteit!

“In plaats van het ‘cogito ergo sum’ (ik denk dus ik ben) van Descartes kwam het ‘sentio ergo sum’ (ik voel dus ik ben) van de postmoderniteit”

Dit betekent niet, dat de verworvenheden van de instrumentele rede verworpen worden. De rede zorgde immers voor enorme groei van wetenschap en techniek. De daardoor toegenomen welvaart wil men niet prijsgeven. De huidige cultuur gaat daarom ook gepaard met hedonisme en plat materialisme.

Men kan zich afvragen, of de eis van volstrekte vrijheid voor het individuele subject op de duur houdbaar is. Ieder moet zijn eigen leven dragen, maar juist in crisissituaties (lijden, dood) loopt men tegen eigen grenzen aan. Ook het primaat van gevoel en beleving kan tot crises leiden. Epistemologisch betekent het, dat waarheid individueel beleefde waarheid is, en waarneming plaatsvindt op het niveau van het gevoelsmatige en visuele. Daardoor bestaat het risico, dat men struikelt: het vluchtige van visuele en emotionele waarneming leidt tot een behoefte aan steeds sterkere prikkeling (drang naar avontuur, steeds exotischer reizen, extreme en levensgevaarlijke sporten, etc.). Het ervaren van pijn en gevaar levert de bevestiging dat je er bent en er toe doet. Maar dit zal onvermijdelijk op grenzen stuiten, met als gevolg existentiële frustratie, burnout-gevoelens en depressie. Ook zal dit leiden tot oppervlakkigheid en wantrouwen tegenover rationeel-wetenschappelijke kennis.[7]

 

2. Nieuwe religiositeit

De postmoderne individualisering ging samen met een doorgaand proces van secularisatie of ontkerkelijking, dat al was ingezet door de Verlichting. Men wil zich niets laten voorschrijven, de zoektocht naar het zelf is een reis die men alleen dient te ondernemen. Dit maakt mensen eenzaam, zeker waar men aanloopt tegen de grenzen en tekorten ervan. Dit zou men de ‘nieuwe schuld-ervaring’ kunnen noemen, omdat schuld niet meer gerelateerd wordt aan ‘God’ of gedefinieerd wordt in termen van ‘zonde’, maar uitsluitend te maken heeft met eigen tekortschieten.[8] Juist deze ervaring van vastlopen doet mensen opnieuw zoeken naar het ‘hogere’.

Deze herleving van religieuze belangstelling ligt niet in de lijn van de verwachting van de z.g. ‘klassieke secularisatiethese’. Deze ging ervan uit, dat het wetenschappelijk-technologische moderniseringsproces vanzelf zou leiden tot het verdwijnen van religie. Diverse ontwikkelingen maken bijstelling van deze aanname noodzakelijk, zoals radicaliserende tendensen in de Islam, groei en herleving van het christelijk geloof in andere delen van de wereld (Oost Europa; Afrika, Azië, Zuid-Amerika), en het feit dat de ontkerkelijking een ‘bodem’ bereikt. Ook zien we een hernieuwde zoektocht naar de eigen identiteit van kerken en christenen.[9]

De reactie op de dominantie van de instrumentele rede, die leidde tot een ‘wending naar het subject’, betekent dat als het gaat om geloof en religie, te verwachten valt dat men zich zal afkeren van ‘oude’ meer institutionele vormen van geloven en zich meer aangetrokken zal voelen tot vormen van nieuwe religiositeit. Onderzoek in Groot-Brittannië heeft dat beeld bevestigd, al richtte dit zich op een vergelijking tussen deelname aan ‘nieuwetijds-activiteiten’ en kerkbezoek.[10] Het is echter de vraag, of ‘nieuwetijds-activiteiten’ vergelijkbaar zijn met kerkelijke betrokkenheid: er is geen sprake van een samenhangend geheel van geloofsopvattingen. Men spreekt ook niet van geloof maar bij voorkeur van spiritualiteit, als aanduiding van ervaringen met het ‘geestelijke’ of ‘hogere’, die echter meer voortkomen uit het eigen innerlijk dan dat ze van ‘buiten’ of ‘boven’ komen.

Ook in Nederland ziet men soortgelijke ontwikkelingen: men spreekt zelfs van een religieuze opleving. Dit betekent geen terugkeer tot orthodoxe kerkelijkheid of vormen van duidelijk omschreven religie. Maar ook neigt men niet meer naar het andere uiterste, uitgesproken ongeloof.[11] Deze ‘subjectieve wending’ is zelf een kenmerk van secularisatie en zeker geen terugkeer tot een Godserkenning, maar een nieuwe vorm van ‘transcendentie’ in de diepte van het zelf als bron en niet langer verbonden met gevestigde religies.[12] Het is anti-institutioneel en verzet zich tegen alles wat de geloofservaring wil definiëren in een leerstellig of organisatorisch systeem.

Borgman e.a. zien hier de achtergrond van het nieuwe ‘heilsaanbod’ van nieuw-religieuze bewegingen.[13] Dit aanbod komt tot uiting zowel in New Age-gerelateerde therapieën en -cursussen (‘nieuwetijds-’ en ‘holistische activiteiten’), als in de charismatisch-evangelicale geloofsbeleving. In feite zijn beide een exponent van hetzelfde zoeken naar het diepere zelf en presenteren zij zich met een belofte van heelheid en geluk. Hier vervaagt het onderscheid tussen religie en therapie: van geloven verwacht men vooral innerlijke balans en heling. Het sluit aan bij het algemene streven naar geluk, waarin alles wat het ervaren van een goed gevoel in de weg staat dient te worden vermeden.[14]

“Nieuwe religiositeit: het onderscheid tussen religie en therapie vervaagt, van geloven verwacht men vooral innerlijke balans en heling”

In het complexe bestaan in een gedifferentieerde wereld wordt men geconfronteerd met spanningen en onzekerheden. Daarom is het zoeken naar spirituele ervaring ook gericht op zingeving en zekerheid. Niet zozeer het definitief vinden daarvan is het doel als wel het zoeken zelf. Daarom bijvoorbeeld is reïncarnatiegeloof aantrekkelijk, omdat daarin de zoektocht naar het zelf eindeloos wordt voortgezet.[15]

Heelas en Woodhead constateren, dat driekwart van de mensen die betrokken zijn bij ‘holistische activiteiten’ ouder zijn dan 45 jaar. Bij jongere mensen lijkt deze vorm van spiritualiteit minder aan te slaan. De onderzoekers veronderstellen dat jongeren nog zo opgaan in hun sociale netwerken, dat ze geen tijd hebben voor verdieping of zoeken naar zingeving. Op latere leeftijd zouden ook zij zich meer gaan bezig houden met deze vormen van spiritueel zoeken.[16]

Deze veronderstelling wordt echter door de onderzoekers niet nader gefundeerd. Andere onderzoeken wijzen in een andere richting. Zelf wijzen Heelas en Woodhead er ook al op, dat de meeste beoefenaars van holistische activiteiten opgroeiden in de ‘sixties’, toen door de Flower Power-cultuur zaken als oosterse meditatie populair werden. Maar ook om een andere reden is het verklaarbaar waarom juist mensen van 50+ hiervoor interesse hebben. Velen van hen zijn kerkelijk opgegroeid maar hebben in hun tienerjaren met deze achtergrond gebroken, onder invloed van de anti-kerkelijke sfeer vanaf de 60-er jaren en de toen heersende liberale theologie. Juist deze categorie mensen zoekt op latere leeftijd toch weer naar iets wat de verloren gegane geestelijke geborgenheid met bijbehorende rituelen van hun jeugdjaren kan compenseren. Zij beschikken ook nog over een passende vocabulaire, waarmee men spirituele ervaringen kan benoemen (‘god’, ‘gebed’, ‘wonder’, ‘engelen’, etc.).[17]

De huidige generatie jongeren mist deze achtergrond grotendeels. Het is de vraag, of zij op latere leeftijd op dezelfde manier op zoek zullen gaan naar spirituele geborgenheid. Het is een (nieuwe onderzoeks-)vraag, of zij een gemis ervaren en als ze vastlopen in deze richting zullen zoeken.[18]

Zoeken jongeren ook naar religieuze geborgenheid in nieuwe-tijds-spiritualiteit? Of vormen ze eigen rituelen op zoek naar zin?

Ton Zondervan wijst erop, dat jongeren de tragische kant van het leven verdringen en sterk gericht zijn op geluk. Wie er niet in slaagt gelukkig te worden, kan dat slechts aan zichzelf wijten, want de wereld beschouwen ze ten diepste als goedaardig. Spiritueel welbevinden zoeken ze in muziek (ze ‘wonen’ in hun muziek), in ‘stijlsurfen’ (jongeren bewegen zich in snel veranderende en afwisselende ‘scenes’), gaming en individuele vormen van ‘bidden’.[19] En Maerten Prins merkt op: “Voor Nederlandse jongeren is religie (…) geen issue.” Wat niet wil zeggen dat zij niet religieus dóen: hij wijst op de aanwezigheid van religie in het leven van jongeren in de vorm van geïndividualiseerde rituelen. Zo komt het voor dat jongeren bidden en dat doen tot ‘God’, terwijl ze zeggen niet in hem te geloven.[20]

 

3. Kansen voor de kerk van Christus?

‘Buitenkerkelijk geloven’, zo zou je de religieuze situatie van nu kunnen omschrijven: 40% van de Nederlanders is kerkelijk, meer dan 60% noemt zich ‘religieus’. Gerben Heitink schrijft: ”De secularisatie voorbij valt er in een postmoderne samenleving op religieus gebied weer veel te beleven en te leren. Dat is winst. Zo zoekt de kerk tastend haar weg binnen het domein van religie en levensbeschouwing.”[21] Een juiste typering: deze situatie doet nog geen spectaculaire kerkgroei verwachten. Tegelijk mogen we geloven in de kracht van Christus’ Geest. Daarom gaan we in deze paragraaf in op de vraag wat de kansen en taak van gelovigen en kerken zijn. Waarom moeten of willen we missionair zijn?

Vaak wordt de roeping voor christenen om te evangeliseren verbonden met de opdracht van Jezus in Matteus 28,19. Maar dit heeft verschillende nadelen: het kan leiden tot debat over prioriteit (is de missionaire opdracht een taak onder (vele) andere, of de eerste taak?), verder kan motivering vanuit de opdracht leiden tot een wettische benadering die de motivatie juist verlamt.

Een diepere motivering ontstaat als we deze taak zien in het licht van het koninkrijk van de hemel, vanuit de vraag: waarvoor zijn wij kerk? En fundamenteler: wat is Gods plan en doel? In Lucas 24, 44-49 lees je hoe Jezus verstand en hart van zijn leerlingen opent voor Gods bedoelingen. Gods plan stond al eeuwen geschreven in de Schriften. Dat plan betreft de zending van zijn messias, én “dat in zijn naam alle volken opgeroepen zullen worden om tot inkeer te komen”. In zijn naam: hij is de overwinnaar en Heer die hen zendt. Dat is het grote nieuws dat de apostelen moeten verkondigen: Jezus is Heer. Met de kracht van een bevel: ‘tot inkeer komen’ is Jezus erkennen als de koning. En ‘getuigenis afleggen’ is niets minder dan zijn koningschap proclameren.

In dat licht staat de missionaire roeping van de kerk. Dan ligt hier niet maar een taak voor de kerk, maar betreft dit haar wezen! De missionaire gerichtheid is niet een specialisme van sommige gemeentes, maar de ‘core business’ van de kerk van Christus, en zelfs de grondslag van de hele Bijbel![22] Er bestaan dus geen ‘missionaire gemeentes’ met een ‘status aparte’ en met ‘missionaire werkers of predikanten’, elke kerk is missionair en elke predikant evangeliedienaar. Alle kerken staan voor de keus: of de traditionele kerkcultuur continueren, of de moed opbrengen tot een reorganisatie met het oog op het effectief communiceren van de boodschap over Christus in de huidige cultuur. Hiervoor wil ik enkele aanzetten geven.[23]

“Er bestaan geen ‘missionaire gemeentes’ met een ‘status aparte’ en met missionaire werkers of ‘evangelisatiepredikanten’, elke kerk is missionair en elke predikant evangeliedienaar”

Vieren

Traditionele en formele erediensten vormen voor postmodern voelende mensen een hoge drempel. Dit betreft niet alleen belangstellenden van buiten, ook veel jongeren die opgroeiden in de kerk voelen zich daarmee niet verbonden. In veel kerken wordt dit aangevoeld en streeft men naar een vorm zoals bij evangelicale kerken: meer eigentijdse muziek en liederen, een ‘lossere’ liturgische orde. Het zingen van ‘Opwekking’ bij vaak middelmatige bands werkt echter niet zonder meer drempelverlagend. Opwekkingsmuziek en -liederen worden vooral door traditioneel kerkelijke mensen als aantrekkelijk ervaren. Bij jongeren omdat deze dichter bij hun eigen muziekcultuur staan, verder bij dertigers/veertigers omdat velen van hen op zoek zijn naar nieuwe bezieling. Voor mensen die het christelijk geloof niet van binnenuit kennen of daarvan vervreemd zijn, zijn ze echter vaak emotioneel te opdringerig: je voelt je er innerlijk meer mee verbonden naarmate je ook zelf ‘in de Heer’ bent. Bovendien stellen jongeren vandaag hoge eisen aan muziekkwaliteit en ‘performance’. Van Timothy Keller en zijn team van Redeemer Presbyterian Church in Manhattan is bekend, dat zij bewust kozen voor traditionele liederen en diensten, maar wel grote zorg besteedden aan de presentatie en kwaliteit.[24]

“Het zingen van ‘Opwekking’ bij vaak middelmatige bands werkt niet drempelverlagend, eerder zelfs -verhogend. Opwekkingsmuziek en -liederen worden vooral door traditioneel kerkelijke mensen als aantrekkelijk ervaren”

Een meer fundamentele visie op erediensten in postmoderne context vraagt om verwerking van drie aspecten: inspiratie, variatie en participatie. Zo zullen mensen die van zichzelf afstand ervaren ten opzichte van erediensten die bepaald zijn door een stereotype vorm zich toch aangesproken kunnen (gaan) voelen. Door zelf meer deelnemer dan toeschouwer te worden kan er een verbinding ontstaan tussen geïndividualiseerde mensen en de vierende gemeente.

 

Verkondigen

Inspiratie betreft vooral ook de boodschap. Deze dient relevant en appellerend te zijn. Dit is opnieuw zowel voor geregelde als voor ‘onervaren’ kerkgangers van belang. Daarbij gaat het niet allereerst om ‘begrijpen’ maar om ‘je aangesproken (kunnen) voelen’. Dat is te bereiken door ‘inclusief’ te preken. Keller stelt terecht:“Non-Christians do not get invited into worship unless the worship is already evangelistic”![25] M.a.w.: preken en diensten zijn ingericht op de aanwezigheid van belangstellende bezoekers van buiten de kerk, los van de vraag of ze wel of niet in de dienst aanwezig zijn. Dat kan door niet ‘ghettoized’[26] te spreken, hen persoonlijk aan te spreken, en boven alles door genade te verkondigen en het verhaal over Christus te verbinden met het levensverhaal van de hoorders. Zo kan doorzichtig worden gemaakt, dat het evangelie relevant is: dat het iets te zeggen heeft in concrete en actuele levenssituaties.

Keller:“Non-Christians do not get invited into worship unless the worship is already evangelistic”

Daarnaast dienen we te beseffen, dat kerkbezoek voor veel mensen een (te) grote stap zal zijn. De weg naar kerkelijke participatie is lang! Er is in de samenleving een diepe weerstand tegen kerkelijke verkondiging. “Ik maak zelf uit wat ik geloof” is een veelgehoorde uitspraak, ook van jongeren in de kerk. Daarom moeten we als kerk onszelf leren zien door de ogen van buitenstaanders en vanuit die positie plekken, manieren en vormen zoeken om present te zijn met het evangelie.

Heitink pleit voor een kerk zonder muren, die verschillende stadia van lidmaatschap, of beter participatie kent.[27] Hij onderscheidt:

  • een buitencirkel van ‘niet-institutionele’ dienende vormen van presentie vanuit een missionaire motivatie (‘koffie en aandacht schenken’);
  • een midden-cirkel waar de kerk podia zoekt voor meer verkondigende activiteiten in de vorm van cursussen (bijv. Marriage Course), discussieavonden over thema’s waarin men algemeen geïnteresseerd is (opvoeding, relaties, milieu), etc.;
  • de binnenste cirkel waar de gemeente het heil in Christus deelt en viert, met in het hart het geheimenis van verbondenheid met Christus in de avondmaalscommunie via het maken van een bewuste keuze tot toetreding (zie hierover mijn essay over ‘Missionaire of Geestelijke Begeleiding’).

Zo wordt de loopplank uitgelegd naar de wereld: de kerk komt naar mensen toe, in plaats van de verwachting of eis dat de mensen naar de kerk dienen te komen.

“De loopplank uitleggen: de kerk komt naar mensen toe, in plaats van de verwachting dat de mensen naar de kerk dienen te komen”

 

Leren

Jezus’ opdracht “maak alle volken tot mijn leerlingen” impliceert dat wij levenslang discipel zijn. Hierbij valt zowel te denken aan het begin van christen zijn als aan het vervolg. Via introductiecursussen als Alpha en Emmaüs etc. kunnen toetreders kennismaken met het christelijk geloof, waarbij er een relatie met mensen gelegd wordt d.m.v. ‘belonging’.[28] Wel is dan nodig, dat deze vormen van ‘missionaire catechese’ een geïntegreerd onderdeel vormen van de normale structuur van de gemeente. Al het leren van de kerk moet gericht zijn op communicatie met haar omgeving. Zowel de ‘gewone’ (en vooral belijdenis-)catechese alsook leerdiensten rusten toe tot getuige zijn, gedachtig aan Jezus’ woorden: “Iedereen die mij zal erkennen (NBG ’51: belijden!) bij de mensen, zal ook ik erkennen bij mijn Vader in de hemel” (Matteus 10,32).

Zowel de ‘gewone’ (en vooral belijdenis-)catechese als leerdiensten rusten toe tot getuige zijn, denk aan Jezus’ woorden: “Iedereen die mij zal erkennen (NBG ’51: belijden) bij de mensen, zal ook ik erkennen bij mijn Vader in de hemel” (Matteus 10,32).

Dit vraagt ook om intensivering van de begeleiding van jongeren op weg naar een keus. Gereformeerde kerken zijn geen keuze-kerken maar ook geen volkskerken die het maken van de keus voor Christus op z’n beloop laten. Jongvolwassenen die de catecheseperiode achter zich laten dreigen af te haken, als er geen vervolgtrajecten of andere vormen van begeleiding zijn. ‘Zoekersgroepen’ kunnen daarvoor een goed middel zijn, wat ook aansluit bij het zoekende karakter in de postmoderne cultuur. Deze houden het midden tussen ‘leren’ en ‘zorgen’, omdat ze meer de vorm van een gespreksgroep hebben. Zeker voor kerken in grote (studenten-)steden liggen hier belangrijke kansen!

 

Herderlijk zorgen

Het inzicht groeit, dat herderlijke zorg niet beperkt is tot bevestigde ambtsdragers. Er is meer aandacht voor wat pastoraat is, en minder voor wie het doet. Veel gemeentes werken met kleine groepen, met onderlinge zorg als belangrijkste doelstelling. Deze kringen zijn belangrijke kansen voor het bieden van pastorale begeleiding ook aan (onkerkelijke) buurtgenoten. In een gefragmenteerde samenleving heeft men behoefte aan steun bij ingewikkelde levensvragen. De liefde van de Goede Herder Christus betekent, dat we deze zorg bieden aan ieder die hij op onze weg brengt, zonder verborgen agenda (‘zieltjes winnen’) maar wel eerlijk over de diepste nood van mensen. Ook deze zorg kan mensen helpen om via ‘belonging’ tot ‘believing’ te komen.

 

Dienen

Ook de barmhartigheid van door de Geest bewogen christenen houdt niet op bij de kerkmuren. Diakenen kunnen gemeenteleden toerusten om ingeschakeld te worden in vormen van kerkelijke presentie en algemene hulpprojecten. In de kerkgeschiedenis zien we hoe de kerk juist groeide door belangeloze inzet voor de mens in nood.

 

Afsluiting

Hiermee zijn niet alle facetten van kerk zijn benoemd. In de gemeenteopbouw zijn ook geloof en leven van gemeenteleden essentieel, en het zoeken van contacten en samenwerking met andere christenen en kerken. Als iets vandaag overtuigend is dan is dat wel authenticiteit van kerk en kerkleden. Oprecht zijn door dichtbij God en dichtbij mensen te leven, dat zou onze leidraad moeten zijn. Dan ontstaan er vanzelf moed en creativiteit om bruggen te slaan naar de samenleving, in het besef dat wij zelf als burgers van het hemelrijk ook medemensen hier en nu zijn. Die houding maakt ons nederig en ontneemt ons overtrokken pretenties. Daarin gaat Christus zelf ons voor: “Als mens verschenen, heeft hij zich vernederd en werd gehoorzaam tot in de dood – de dood aan het kruis. Daarom heeft God hem hoog verheven en hem de naam geschonken die elke naam te boven gaat, opdat in de naam van Jezus zich elke knie zal buigen en elke tong zal belijden: Jezus Christus is Heer’, tot eer van God de Vader” (Filippenzen 2: 8-11).

 

Noten:

[1] Charles Taylor, De malaise van de moderniteit, Kampen/Kapellen z.j. (1996), 18.

[2] W. Dekker en P.J. Visser (red.), Uitgedaagd door de tijd. Christelijke zending in een postmoderne samenleving. Zoetermeer z.j. (2000), 23.

[3] Vrnl. ontleend aan: Erik Borgman, Anton van Harskamp e.a., Hunkering naar heelheid. Over nieuwe religiositeit in Nederland, z.j. (2003 Budel), 24 e.v.

[4] A.w., 25.

[5] Charles Taylor, a.w., 35.

[6] Dekker en Visser, a.w., 24.

[7] Zoals recent de volstrekt irrationele, door complotdenken gevoede hetze tegen de inentingscampagne i.v.m. de Mexicaanse griep.

[8] De jonge vrouw (interview 4) zegt: “Is iets niet leuk meer, dan stop ik er meteen mee. Bijvoorbeeld als ik mijn werk niet meer leuk vind, neem ik ontslag. (…) wat niet leuk is vermijd ik, dan zoek ik meteen naar wat anders. (…). Ik wil niet achteraf spijt van iets in m’n leven krijgen.” Mislukking kan alleen aan jezelf geweten worden. Niet schuld tegenover iemand, maar uitsluitend eigen vastlopen dus!

[9] Jos Becker en Joep de Hart, Godsdienstige veranderingen in Nederland. Verschuivingen in de binding met de kerken en de christelijke traditie. Uitg. Sociaal Cultureel Planbureau, Den Haag 2006, 101-103.

[10] Paul Heelas en Linda Woodhead, The Spiritual Revolution. Why Religion is Giving Way to Spirituality, 2005.

[11] Jos Becker en Joep de Hart, a.w., 102-103.

[12] De man en vrouw in interview 1 waren beiden kerkelijk opgevoed maar durven inmiddels niet meer te spreken van ‘God’ en houden het op ‘er moet iets zijn’, wat vooral de vrouw relateerde aan tv-programma’s over contactervaringen met menselijke geesten (Oggilvie).

[13] A.w., 35 e.v.

[14] In interview 4 zegt de vrouw, gevraagd naar de zin van het leven: “Genieten. Dat is mijn uitgangspunt bij alles wat ik doe. (…) wat niet leuk is vermijd ik, dan zoek ik meteen naar wat anders.”

[15] In interview 2 zegt de vrouw over mogelijk leven na dit leven: “(Ik hou het erop), dat mensen misschien toch op de één of andere manier terugkomen in een volgend leven. Zijn er soms geen kinderen die al heel jong ‘wijzer’ zijn, alsof ze al iets weten uit een eerder leven?”

[16] Heelas en Woodhead, a.w., 132 e.v.

[17] Zie ook Verslag & reflecties Openingsmanifestatie Maand van de Spiritualiteit 31 oktober 2009: driekwart van de bezoekers waren vrouw, ouder dan 45 en afkomstig uit christelijke, vooral rooms-katholieke achtergrond.

[18] De jonge vrouw in interview 4 zegt totaal niet gelovig en ook niet religieus nieuwsgierig te zijn. Als er al ‘meer’ is, ziet zij dat hooguit in de vorm van buitenaards leven (op andere planeten), dus vergelijkbaar met het menselijk ras.

[19] Ton Zondervan, “God zoeken buiten de gebaande wegen”, artikel in: Speling. Tijdschrift voor bezinning 2009/3, special over “Jongeren en spiritualiteit”, 10 e.v.

[20] Artikel “Doe-het-zelf-bidders”, in: a.w., 17 e.v.

[21] Gerben Heitink, Een kerk met karakter. Tijd voor heroriëntatie. Kampen 2007, 202.

[22] Christopher J.H. Wright onderbouwt deze visie breed in zijn boek The Mission of God. Unlocking the Bible’s Grand Narrative, Downers Grove 2006.

[23] Aan de hand van de vijf ‘functies’ van kerk zijn, die C.J. de Ruijter beschrijft in zijn Meewerken met God. Ontwerp van een gereformeerde praktische theologie, Kampen 2005.

[24] Timothy Keller en J. Allan Thompson, Church Planter Manual, Redeemer Church Panter Center, New York.

[25] Keller en Thompson, a.w., 134.

[26] Prachtige opmerking van Keller in dit verband:”It is hard to overstate how ghettoized our preaching is” (zelfde pag.).

[27] Heitink, a.w., 331-359.

[28] Bekend is de volgorde belong – believe – behave: geloven volgt op het gevoel geaccepteerd te zijn en erbij te horen; pas in het laatste stadium groeit men toe naar consequenties uit de geloofskeus t.a.v. moreel gedrag en levenswijze.

 

Bijlagen:

Vier interviews

Verslag Maand van de Spiritualiteit, november 2009

Interview 1: echtpaar, ca. 50 jaar

Man christelijk en kerkelijk opgegroeid/opgevoed: Gereformeerd (nu PKN). Ervaren als sfeer van verplichtingen, vrij streng. Tot 12 jaar daarin meegegaan, daarna zich steeds meer tegen verzet en eigen keuzes gemaakt. Vrouw ook christelijk opgevoed, maar minder ‘kerks’. Komt uit boerenfamilie, er moest altijd hard gewerkt worden (“er was eigenlijk niet echt tijd voor geloof en kerk”). De opvoeding van de oudste kinderen was christelijker dan die van de jongste. Vader kreeg ruzie met dominee, daarna was het over met kerkgang. Echtpaar is wel kerkelijk getrouwd, belijdenis gedaan (in die volgorde). Twee kinderen, nu volwassen; beiden wel gedoopt. Kerkgang werd geleidelijk minder, totdat het uiteindelijk stopte.

“Erover praten vind ik veel interessanter dan luisteren naar een dominee die preekt”.

Hoe meer vanuit de kerk verzuim van kerkdiensten veroordelend werd benaderd, hoe meer verzet (‘rebels’). Man praat vrij makkelijk over geloof, bij beiden geen schroom om hierover te spreken, eerder ze vinden het juist wel prettig.

Wat betekent ‘geloof’ nu nog voor je?

Man: Ik geloof wel, maar ik heb steeds vaker momenten waarop ik denk “geloof ik het nu wel of geloof ik het niet”. Ik zie genoeg redenen om het niet (meer) te doen. Frappant in dit verband is het volgende (wat de man vertelt): “We hadden een nieuwe Bijbel gekocht. Toen mijn vader op zondag kwam, lazen we er uit aan tafel, zoals hij zelf vroeger had gedaan. Tot onze verbazing zei hij (hij is 89!): dat geloof ik allemaal niet meer.” Gevraagd naar wat ze daarvan vonden. Vrouw: Ik vond het eigenlijk wel bizar. Hij heeft het altijd zelf zo stellig geloofd. Man: Er staan ook best veel onwaarheden in de Bijbel, wat moet je daar mee?

Wat heeft gemaakt, dat je zo bent gaan denken?

Man: Ik ben vooral aan het twijfelen gebracht door een tv-programma. Bram Vermeulen (van Neerlands Hoop in Bange Dagen) was een keer in een programma over “Waren de goden kosmonauten?”: buitenaardse wezens zouden de mens hebben gecreëerd. Het lijkt fantastisch, maar daar werden deze dingen gepresenteerd als een heel logische verklaring voor dingen die wij niet kunnen verklaren. Dat heb ik nooit meer vergeten. En als je mij vraagt: is de wereld in 6 dagen geschapen, zeg ik nee. Dat geloof ik echt niet meer.

Is er iets van waarde in het geloof overgebleven voor jullie?

Man: Soms denk ik, moet je het niet vasthouden, al is het maar als een soort verzekering voor de toekomst. Want stel, dat het toch waar is…

Is God een persoon, bidden jullie tot hem?

Vrouw: Bidden doe ik wel, maar dan niet echt voor het eten of op een ander vast moment. Meer als het zo uitkomt of in me opkomt. Man: Bidden doe ik hooguit voor anderen, bijvoorbeeld voor m’n kinderen. Voor mezelf hoef ik niet zo nodig te bidden: “zelf red ik het wel”.

Hebben jullie je kinderen christelijk opgevoed?

Ja, maar we zijn niet met ze naar de kerk gegaan, we hebben ze daar vrij in gelaten. Zij geloven beiden niets. Dochter zei pas: ik geloof niet dat er iets is, ook niet na dit leven.

Wat vinden jullie daar dan van?

Man: Ik denk eigenlijk: ik kan je geen ongelijk geven. Vrouw: Ik denk wel: er moet toch íets zijn…

Wat is volgens jullie de betekenis van alles? Waar leven we voor?

Man: Ik denk soms wel, dat het nog niet zo’n gekke gedachte is dat een mens na zijn dood terugkeert in een nieuw leven op aarde. Zoiets als reïncarnatie, maar dan niet dat je je iets van dat vorige leven kunt herinneren, dat geloof ik niet. En dat je steeds hoger komt, naarmate je goed leeft. Totdat je uiteindelijk in zoiets als een hemel komt. Maar een hel, die is er niet.

En als je nu terugkeert in een ‘hel op aarde’, zoals in hongerend Afrika? Man: Zijn die mensen wel zo ongelukkig als wij denken? (Over die vraag hebben we even wat ‘discussie’ gehad).

Als jullie zeggen dat je terugkomt en dat je als je goed leeft steeds hoger komt, wat is dan voor jullie goed leven (en wat is slecht)?

Beiden: Goed is goed zijn voor je medemens, aan een ander denken. Slecht is: ik-gericht zijn. Goed leven is niet: dat je probeert te ‘scoren’, alsof je punten moet halen (bijv. door te geven aan goede doelen): er wordt niet een soort administratie bijgehouden ‘daarboven’.

Beiden zijn sterk sociaal voelend, willen graag klaar staan voor medemensen in nood. Maar ze hebben daarin ook wel teleurstelling ervaren. Toen ze iemand uit een schuld- en probleemsituatie hadden geholpen, kregen ze tenslotte stank voor dank. “Dan heb je ’t bij mij verbruid”. “Wie goed doet goed ontmoet” blijft voor hen een belangrijk uitgangspunt. Zelfs een zware crimineel heeft normen en waarden. Kijk maar hoe criminelen op elkaar reageren: een pedofiel heeft in de gevangenis geen leven. Maar is die pedofiel nou ziek of gewoon slecht? Nee, vooral ziek. Iemand die ziek is moet behandeld worden; iemand die slecht is moet straf krijgen. Zo simpel is dat. Maar is het altijd te onderscheiden? Is wie ziek is niet verantwoordelijk? Ja, dat is moeilijk. Misbruik van kinderen, dat is echt gruwelijk.

 “Derek Oggelvie communiceert met geesten, bijvoorbeeld met babies die veel huilen. Hij kan dan hun signalen opvangen en zeggen waarom ze huilen. Dan denk ik: er is echt meer…”

Is er volgens jullie zoiets als een hiernamaals?

Man: Ik geloof wel dat er zoiets is, maar geen hel. Zou God werkelijk zo hard en onrechtvaardig zijn, dat hij aardige mensen voor altijd van elkaar scheidt: de één gaat naar de hemel, maar de ander naar de hel? Of zou je elkaar misschien toch niet missen als je eenmaal in de hemel bent? In de Bijbel staat toch dat verhaal van die vrouw die meerdere keren getrouwd was geweest? En dat zij dan in de hemel geen man meer heeft? Vrouw: Ik hoop toch wel, dat je elkaar weer ontmoet, dat ik m’n vader kan zien. Ik denk vaak: er moet toch iets zijn. We kijken wel naar Derek Oggelville (RTL4): die communiceert met geesten, niet zo zeer van overledenen maar bijvoorbeeld met babies die veel huilen. Hij kan dan hun signalen opvangen en zeggen waarom ze huilen. Dan denk ik: er is echt meer…

 

Interview 2: M. (vrouw, 43 jr.)

M. is stewardess bij de KLM op intercontinentale vluchten; heeft bovendien onlangs pabo deeltijd afgerond, wil aan het werk in onderwijs of opleidingen binnen KLM. M. woont samen met W. (zie interview 3), ook steward bij KLM, zij heeft 2 kinderen (jongen 12, meisje 9) uit eerdere relatie.

Ben je gelovig opgevoed?

Ik ben niet gelovig opgevoed. Mijn ouders (geboren jaren ’40) waren zelf rooms-katholiek opgegroeid, maar vooral mijn moeder beleefde dit als beklemmend (“je moest biechten, dat gaf een soort angst: je moet biechten, maar wat…”). Zij wilde haar kinderen vrij laten, liet ze ook niet dopen. Ons gezin groeide op in de jaren ’60, in de nadagen van de verzuiling (ieder in z’n eigen wereld). Maar zelf had ik wel een soort “mythische verwondering”, die ik nu ook weer terug zie bij m’n eigen dochter. Ik had toen wel het gevoel, dat ik er niet bij hoorde.

Waar niet bij?

Ik had iets zoekends in me, maar ik kreeg eigenlijk niet de kans om aansluiting bij een meer gedefinieerd geloof te zoeken. Maar enkele ervaringen zorgden er wel voor, dat ik dat ook opgaf. Toen mijn oma terminaal ziek was en zij het laatste sacrament ontving, mocht ik niet aan de viering meedoen, “omdat ik niet gedoopt was”. Toen wilde ik ook niet meer met zo’n kerk te maken hebben.

Mythische verwondering: dat vind ik wel interessant, het roept de vraag op wat je dan zocht?

De sfeer in de katholieke kerk trok me wel aan: de kaarsjes, de beelden, de stilte. Ook was ik een keer met een paar vriendinnen in het Vaticaan. Dat heeft iets overweldigends: de schoonheid, de pracht en praal. Maar tegelijk voelde ik veel weerstand tegen het geloof van de kerk: het idee dat die pausen dat gebouwd hebben ten koste van de armen die goedgelovig hun gaven afstonden. En ook werd ik erop aangesproken, toen ik met m’n arm om de schouder van m’n vriendin liep: dat hoorde daar blijkbaar niet, ze dachten zeker dat we homo waren. Een kerk en geloof, die dat soort standpunten uitdragen en zelfs opleggen, dat hoeft voor mij niet.

Maar die verwondering betekende dus, dat ik open stond voor het hogere. Ik vond dat wel spannend, ik wilde graag ontdekken. Al heb ik wel het gevoel, dat het makkelijker is daarvan iets te ontdekken als je godsdienstig opgevoed bent. Ik had altijd wel het gevoel: en ik dan, waar hoor ik dan bij? Toen ik een jaar of 18/19 was, ben ik heftig op zoek geweest. Ik wilde weten: bij welke groep kan ik aansluiting vinden (niet sociaal maar religieus gesproken)! Als je aansluiting bij een bepaald geloof vindt, kun je er tenminste een naam aan geven. Daarom heb ik diverse pogingen tot kennismaking met geloof gedaan.

Hoe verliepen deze?

Ronduit desastreus! Via een vriendin belandde ik in een Pinkster-samenkomst: om me heen stonden mensen te brabbelen in wat ze tongentaal noemden, er was zoiets als gebedsgenezing, mensen vielen tegen de grond, en dat soort dingen. Ik vond het eng en beklemmend. M’n vriendin wilde dat ik naar voren ging om “de Heilige Geest te ontvangen” en dat soort dingen. Nou, zei ik, als die Heilige Geest er echt is, dan kan die ook wel bij me komen als ik gewoon blijf zitten!

Kun je zeggen wat je daar eng aan vond?

Het dwangmatige, die massahysterie.

Maar je kwam dus niet echt verder?

Toen ik ging vliegen, kwam ik ook wel in aanraking met andere godsdiensten. Een keer ging met een collega naar een Thaise boeddhistische priester of zoiets. Hij verwachtte een soort introductie in dat geloof en hoopte echt de antwoorden te vinden op de vragen van het leven. Dat had ik niet, ik vond het alleen maar interessant, meer niet. En toen werd het totaal anders: die man vond het zo interessant om met westerlingen te praten, hij vroeg ons van alles in plaats van wij hem. Maar al met al kwam ik dus niet echt verder in het vinden van die aansluiting. Ik kan niet zeggen dat ik niet-gelovig ben, maar ik kan er geen naam aan geven.

Wat zijn nou de dingen die je vandaag de dag belangrijk vindt, wat geef je bijvoorbeeld je kinderen mee?

Ik heb dus veel gezocht en kwam tot de conclusie: het gaat allemaal om communicatie. In je ontmoeting met al die mensen neem je iets mee: liefde, respect, dat soort dingen. Zeg maar: algemeen religieuze waarden.

Wat bedoel je daar precies mee: ‘algemeen religieuze waarden’?

In alle godsdiensten draait het ten diepste om respect, liefde etc. Dat zie ik wel, ook al is er in naam van diezelfde religies soms veel gebeurd wat daar totaal haaks op staat.

Respect: waar houdt dat op?

Mensen overschrijden voor mij een grens, als ze elkaar wat aandoen. Of elkaars spullen niet respecteren. M. vertelt dat onlangs haar fiets werd gestolen uit hun portiek: Dan ben ik dus wel even heel boos. Al denk ik daarna al heel gauw: ik hoop dat iemand er nog plezier van heeft, het is maar een ding. Verder kan ik me boos maken om onrecht, of als mensen elkaar niet zien, elkaar voorbij lopen. Een glimlach of groet, een complimentje, dat maakt zoveel verschil. En ook discrimineren vind ik verschrikkelijk. Waarbij ik wel ontdek, dat je dat zelf ook snel doet. Ik ga in mijn werk om met mensen uit veel verschillende culturen. Ik betrap mezelf er soms op, dat ik soms toch geneigd ben om bijvoorbeeld Afrikaanse mensen over één kam te scheren. Het valt namelijk op, dat die soms meer gebiedend of eisend reageren. Maar in dit werk ben je eigenlijk constant bezig jezelf te corrigeren. Je bent in uniform, dus wordt er een professionelere houding van je verwacht: je blijft zorgvuldig, aftastend, correct. Zonder uniform is dat wel anders.

Nog een enkele laatste vraag: hoe kijk je aan tegen de mogelijkheid van een leven na de dood?

Mijn vader is december vorig jaar overleden. Hij was heel stellig: dood is dood. Maar toen dacht ik: dat is voor jou mooi makkelijk dan, maar ik moet verder, en wat heb ik dan voor troost? Als dood dood is, is dat voor overlevenden niet erg hoopvol. En dan ben je ergens jaloers op je dochter, die houvast heeft aan het idee dat je na je dood een sterretje wordt, een lichtje dat jou ziet. Dat geeft iets van warmte en veiligheid: kijk, daar is hij. Maar dat is weer die kinderlijke mythische verwondering. Want ik denk dan toch: die ster, die staat wel verschrikkelijk ver weg! En het is daar zo donker en koud! Daarom hou ik het er op, dat mensen misschien toch op de één of andere manier terugkomen in een volgend leven. Zijn er soms geen kinderen die al heel jong als het ware ‘wijzer’ zijn, alsof ze al iets weten uit een eerder leven? Het zou toch mooi zijn, als alles niet zinloos is, dat die energie van het leven doorgaat. Dan is het tenminste allemaal niet voor niets.

 

Interview 3: W. (man, 27)

W. woont samen met M. (43, zie interview 2), is steward bij KLM. W. is RK-gedoopt, moeder was (streng) RK opgegroeid/-gevoed, vader was van onkerkelijke huize maar om moeder RK geworden. Grootouders hadden eigenlijk in jaren ’60 al zo’n beetje afscheid genomen van de kerk. Ouders hebben de kinderen hier niet echt verder in opgevoed, geloof speelde eigenlijk geen rol. W. heeft ook geen communie gedaan. Wel RK basis- en middelbare school. Op bs wel enige aandacht voor Bijbelverhalen en momenten van gebed, op middelbare school iets minder duidelijk.

Heeft deze achtergrond je gestimuleerd om op zoek te gaan?

Eigenlijk niet echt. Ik voelde er geen verbondenheid mee.

Betekent dat, dat God voor jou niet echt bestaat?

Daar komt het wel op neer. Wel heb ik er vaak over nagedacht, vooral in discussies met een goede vriend van me, die Apostolisch-gereformeerd (o.i.d.??) is. Voor hem komt God op de eerste plaats, voor mij is dat niet zo, dus dat geeft veel gesprek. M. vertelt dat ze vooral in discussie komen naar aanleiding van bepaalde keuzes die zijn vriend maakt en “die ik soms niet begrijp”. Hij stelde bijvoorbeeld nogal eenzijdige eisen in zijn relatie. Toen zijn vriendin het daarin niet met hem eens was, verbrak hij die relatie resoluut. “Dat vind ik nogal hard en voor mijn gevoel niet passend bij zijn stellige geloof dat God op de eerste plaats staat. En zo zijn er meer dingen die ik niet consequent vind: 180 km/u op de snelweg racen terwijl je zo de nadruk legt op God en Gods geboden, dat kan ik niet begrijpen. Als je op zondag gelooft, hoort daar door de week ook een bepaald gedrag bij. Je moet er wel helemaal achter staan, anders is het krom, niet echt overtuigend.”

Ik ben het met je eens, dat geloven en je levenswijze één geheel behoren te zijn. Maar christenen zijn ook mensen en maken ook fouten. Als ze daar maar eerlijk in zijn. Toch heeft je vriend wel een soort houvast, hoe sta je daar tegenover?

Ja, hij heeft duidelijk ergens houvast in. Soms mis ik dat zelf wel. Het is ergens ook wel makkelijk: alles wat je als mens niet kunt verklaren, kun je op een God of zoiets ‘afschuiven’. Dat is wel fijn, want zonder dat voel je je toch ook zo alleen als individu op deze planeet.

Maar dat brengt je niet tot de conclusie: er moet wel een God zijn, er is meer dan ik kan verklaren of zien?

Nee, niet echt. Ik ben veel in andere landen, zie veel uitingen van religie, ook ontmoet ik tijdens m’n werk bij de KLM veel mensen die duidelijk religieus zijn. Ik ben daar erg in geïnteresseerd, dat wel. Oude kerken en vooral moskeeën vind ik bijzonder mooi, maar niet als iets waar ik mezelf innerlijk mee verbonden voel.

Wat vind je daar dan precies ‘mooi’ aan?

Ja, het symboliseert toch iets.

En wat is dat ‘iets’ dan volgens jou?

Iets van vroeger.

Iets dus wat voorbij is?

Ja, voor mij in ieder geval wel.

Voor sommigen is het niet voorbij, ze halen er veel betekenis uit. Bijvoorbeeld: een geloof dat er na dit leven meer komt. Hoe sta je daar tegenover, een leven na de dood?

Tja, dat is dan eigenlijk wel weer raar: want daar zie ik dan toch wel weer iets in. Je kunt er niet omheen, dat er mensen zijn met een ‘rugzakje’: ze zijn vroeg wijs, al op jonge leeftijd krijg je de indruk dat ze van meer weten dan je van een kind verwachten kunt. Dat blijft dan voor mij een groot vraagteken: komen mensen terug?

Hoe leef je voor jezelf met zo’n vraagteken, houdt het je bezig?

Eigenlijk totaal niet. Je kunt het uiteindelijk toch niet weten, dus daarom is dood voor mij dood. En ik heb geen spirituele ambities om dat te weten te willen komen. Ik kan er mee leven, dat hier voor mij een vraagteken blijft. Ik kan het niet verklaren, maar dat moet je dan ook niet willen.

“Is geloof en kerk meer iets voor bange mensen? Ja, angst is wel een motief. Dan zoek je toch houvast. Anders zijn we slechts losse individuen op deze planeet, die het allemaal maar moeten uitzoeken.”

Hoe kijk je dan aan tegen mensen die op dat punt een echt omschreven geloof hebben?

Ik vind het erg interessant, het fascineert me wel. Ik vind het ook erg leuk om erover te praten, ik sta er beslist niet negatief tegenover, heb er respect voor. Ik kan het me zelfs wel voorstellen. Maar verder gaat het niet, ik zoek het niet voor mezelf.

Iets anders: wat is voor jou goed en wat is fout, verkeerd?

Goed is: respect hebben voor iedereen. In de meest brede zin: ook voor de dieren, het leven op de planeet. Iets voor anderen doen, dat vind ik ook belangrijk, het geeft je een goed gevoel. En de keerzijde: wat vind ik beslist fout? Nou, je komt bij het vliegen steeds meer ronduit onbeschofte mensen tegen (noemt enkele voorbeelden). Daaraan zie je: normen en waarden verdwijnen en vervagen wel. En dat moet ik wel zeggen: de kerk gaf mensen vroeger normen en waarden mee. Nu steeds minder mensen naar de kerk gaan, vallen die steeds meer weg, ze slijten.

Geloof je dat dat eens beter wordt, dat mensen minder misdadig of gewelddadig etc. worden? Wordt de wereld uiteindelijk beter of slechter?

Slechter. Maar als het onhoudbaar wordt, zullen de mensen wel gaan inzien dat je zo niet kunt samenleven. Ik denk, dat ze dan vanzelf wel weer naar de kerk zullen gaan, omdat daar nog normen en waarden zijn.

Dus de kerk moet blijven? Als een soort hoeder van de moraal?

Zonder meer.

Dat opent perspectieven voor de kerken dus… Maar dat heeft niets te maken met jouw eigen houding ten opzichte van de kerk?

Nee, ik zie voor mezelf geen noodzaak, ik doe geen gekke dingen. Maar een houvast of zoiets, dat zou ik wel willen.

Is geloof en kerk meer iets voor bange mensen?

Ja, angst is wel een motief. Dan zoek je toch houvast. Anders zijn we slechts losse individuen op deze planeet, die het allemaal maar moeten uitzoeken.

 

Interview 4: S. (vrouw, 21)

S. is bezig haar (HBO-)studie hotel-/evenementenmanagement af te ronden en heeft recent een baan gekregen in een hotel in het centrum van Utrecht, dat deel uit maakt van een internationale hotelketen (NH-Hotels). Ze werkt daar nu in de ‘front-office’. Ze woont in Utrecht.

“Genieten, dat is mijn uitgangspunt bij alles wat ik doe. Is iets niet leuk meer, dan stop ik er meteen mee. En: ik wil zo leven dat ik achteraf nergens spijt van zal hebben.”

Typeer jij jezelf als iemand die gelooft?

Nee. Ik ben absoluut niet gelovig.

Betekent dat, dat er voor jou niets anders is dan alleen wat je kunt zien, geen hogere macht of kracht, of ‘God’?

Ik denk wel: er is ‘meer’. Meer dan je kunt zien. Maar dan denk ik aan bewust leven, in andere zonnestelsels, op andere planeten. Maar dat bewustzijn noem ik beslist niet ‘goddelijk’. Tijdens een gesprek onlangs met collega’s daarover hadden we het over sommige extreme uitingen van geloof, zoals bijvoorbeeld die mensen in Zuid-Amerika, die zichzelf laten kruisigen met Pasen. Daar kan ik me niets bij voorstellen: dat je zo ver gaat voor iets wat je alleen maar gelooft.

Je kunt je je ook niet voorstellen, dat mensen heel ver gaan omdat ze geloven?

Dat mensen een gevoel van zekerheid zoeken en ervaren, dat snap ik. Maar zulke extreme dingen, daar heb ik helemaal niets mee. Ik kijk er naar met een soort van afschuw of verbazing. Ik geloof wel, dat als mensen in een gemeenschap van geloof opgroeien, dat ze dan niet beter weten en dingen doen, die daar bij horen.

Ben je zelf met geloof opgevoed en opgegroeid?

Ja, mijn ouders zijn gelovig maar niet kerkelijk meer. In die zin had het een bepaalde plaats in ons gezin. Maar ik zelf ben daar nooit mee bezig geweest.

Het maakte je ook niet nieuwsgierig, zodat je zelf ook op zoek wilde ernaar?

Nee, helemaal niet. Wel vond ik de Bijbelverhalen prachtig. Heel soms lazen we thuis wel uit de Bijbel, en op school hoorde ik die verhalen ook. Vooral de verhalen over Jezus vond ik heel mooi.

Wat vond je van Jezus?

Hij was vast en zeker iemand die goed deed. Maar ik vergelijk hem met andere Jezus-achtige mensen, zoals Moeder Theresa en zo, mensen die zich belangeloos voor anderen inzetten.

Hoe kijk je aan tegen leven na de dood?

Soms denk ik wel: er is zoiets. Als je kijkt naar programma’s als die van Oggelvie, die communiceert met die ‘andere wereld’, dan moet zoiets er wel zijn. Maar ik geloof absoluut niet in zaken als een hemel en een hel. Ik weet dat gewoon niet zeker: of je dood het einde is of niet. Mensen die geloven, dat daarna nog iets komt, doen dat misschien alleen om een gevoel van troost te hebben.

Je bedoelt: het hoeft er niet te zijn, maar die mensen ‘maken’ dat voor zichzelf?

Ja, zoiets. Ze kunnen daar troost uit putten.

Wat is voor jou goed, wat is slecht?

Ik ga er van uit, dat iedere mens zijn eigen leven heeft. Je moet je eigen ding doen en zorgen dat je anderen geen last bezorgt. En ik vind vrijheid van meningsuiting erg belangrijk.

Kan daar ook een grens aan zitten, vind je bijvoorbeeld dat vrijheid van meningsuiting ook betekent een recht om een ander te beledigen (refererend aan de discussie in de politiek over afschaffing van art. 147 over Godslastering)?

Als ik niet in God geloof, kan ik hem ook niet lasteren, toch? Maar wel vind ik, dat je elkaar als mensen niet mag kwetsen. Nu ik erover nadenk vind ik wel, dat mensen uit andere landen zich moeten aanpassen aan onze normen en waarden. Ik ben bijvoorbeeld niet tegen het dragen van hoofddoekjes, wel tegen burka’s. Je weet nooit wat er onder zit. Dat vind ik dan zo’n voorbeeld van extremiteit. Die mensen moeten wel naar onze normen leven.

Nu heb je het over ‘onze normen’: er is dus een groter geheel aan normen en waarden waaraan individuen zich toch moeten conformeren?

Tja, dat is lastig… Maar ik geloof wel, dat er zoiets is als een algemene moraal, dat wat de meerderheid van de mensen goed of fout vindt. Je moet toch je best doen om samen te leven, elkaar de ruimte geven.

Misschien helpt het, als je onderscheid maakt tussen culturele en religieuze normen/waarden?

Ja, zo had ik het nog niet bekeken…

Wat vind je echt grensoverschrijdend?

Onrecht. Het mishandelen, misbruiken, of ook verwaarlozen van kinderen of dieren! Zij zijn zwakker en kwetsbaar, die moeten we beschermen.

Wat is voor jou de ‘zin van het bestaan’?

Genieten. Dat is mijn uitgangspunt bij alles wat ik doe. Is iets niet leuk meer, dan stop ik er meteen mee. Bijvoorbeeld als ik mijn werk niet meer leuk vind, neem ik ontslag. Ik vind vast zo weer werk, dus daar ben ik niet bang voor. Maar wat niet leuk is vermijd ik, dan zoek ik meteen naar wat anders.

Verder moet je doen wat je kunt. Ik wil achteraf niet spijt van iets in mijn leven krijgen.

En ik vind ruzies erg, die moet je niet laten lopen maar zo gauw mogelijk uitpraten.

Je moet niet te veel terug kijken, niet blijven hangen in dingen die voorbij zijn, maar vooruit kijken. Anders dreig je te verzuren, ben je niet meer positief. Wat geweest is, is geweest.

Wel denk ik: hoe kunnen mensen geloven in iets wat niet altijd plezier en geluk oplevert? Als alles je tegen zit, hoe kun je dan blijven geloven. Ik begrijp niet goed, dat mensen er aan blijven vasthouden als ze één en al ellende meemaken. Al snap ik aan de andere kant ook wel, dat het hen een soort troost of houvast biedt.

Wat vond je van dit gesprek?

Ik vind het leuk om erover te praten. Het is ook wel interessant.

 

 

Verslag en reflecties n.a.v. Openingsmanifestatie van de Maand van de Spiritualiteit 2009

Op zaterdag 31 oktober jl. vond de openingsdag plaats van de Maand van de Spiritualiteit, in het Archeon, Alphen aan den Rijn. De dag werd georganiseerd door de KRO, Trouw en Uitgeverij Ten Have. Er waren workshops (over mindfulness, spiritueel schilderen, spiritueel dansen), debatten over geloof en spiritualiteit, spiritualiteit en seksualiteit, en lezingen (o.a. over een pas verschenen boek (zie verslag), over wijsgerige aspecten, etc.), en een kleine markt met stands van tal van organisaties in het spirituele circuit.

Ik woonde een debat bij tussen Joep de Hart (sociologisch onderzoeker bij het CBS), Manuele Kalsky (theologe) en Antoine Bodar (RK-priester en -theoloog), met als gespreksleider Leo Fijen (van KRO/RKK). Een tweede onderdeel dat ik bijwoonde was de workshop van Patty Harpenau over haar nieuwe boek Benjamins Boom.

 

1. Het debat

Hoe zou u spiritualiteit omschrijven of definiëren?

JdH: Spiritualiteit is aansluiting zoeken bij de geestelijke dimensie van het bestaan d.m.v. verbinding met een geloofssysteem of sociaal netwerk.

MK: Dat wat waarde en richting aan m’n leven geeft en mezelf overstijgt. Wat mezelf overstijgt noem ik God, maar dan God in een heel brede visie gevormd vanuit diverse geloofstradities.

AB: Spiritualiteit is voor mij verbonden met God, die zijn Zoon gegeven heeft en zijn Geest heeft uitgestort. Spiritualiteit is dan: leven uit die Geest, zo dat hij waarde en richting geeft aan mijn leven.

 

Hoe komt het, dat de kerk grotendeels de aansluiting mist bij deze vitale hoofdstroom in de samenleving?

JdH: In de samenleving is het secularisme dominant geworden. Dat heeft ertoe geleid, dat niet langer de kerk leidend is in wat mensen zoeken. In plaats van de kerk is het nu deze stroming geworden, die mensen stimuleert om spiritueel op zoek te gaan.

MK: Ook de Islam heeft inmiddels een belangrijke plaats ingenomen in onze samenleving. Deze ontwikkeling heeft wel de ogen geopend voor de religieuze dimensie als een stuk realiteit die bij mensen hoort. Daarbij komt, dat de kerken sterk naar binnen gericht zijn. Als voorbeeld wil ik noemen de PKN: het eigen fusieproces heeft lange tijd meer aandacht opgeëist dan wat er aan ontwikkelingen gaande was in de omgeving van de kerk. Zo heeft de kerk steeds meer de aansluiting verloren.

AB: Ja, de kerk heeft wel een imagoprobleem. Het beeld dat men veelal heeft van de kerk is dat van een instituut waarin niks mag. De RK is echter juist sterk naar buiten gericht.

MK: De kerk heeft niet slechts een imagoprobleem, de RK zet zichzelf neer als een instituut dat staat voor een achterhaalde moraal. Zo worden vrouwen uitgesloten van het kerkelijk ambt: discrimineren op grond van sekse mag niet!

AB: De kerk is de bruid van Christus. Dan gaat het niet om de macht: een kerkelijk ambt wel of niet mogen bekleden heeft niets te maken met machtsverhoudingen.

JdH: Het imagoprobleem van de kerk is wat mij betreft niet, dat in de kerk (RK) vrouwen op de tweede rang komen. Nee, het is veel meer de sfeer van mottenballen die de kerk uitstraalt. Voor jongeren is de kerk niet relevant meer, slechts een antiek instituut, iets van een voorbije wereld. De kerk zou meer moeten denken in modules, niet meer dat monolithische denken van ‘alles of niks’. Zoek naar een gedifferentieerd aanbod! De evangelische kerken, die hebben dat beter begrepen. Het contrast tussen de RK en de evangelische kerken is immens!

AB: De RK is sloom, reageert traag. We moeten nog steeds loskomen uit de traditie van meneer pastoor die het wist en naar wie iedereen behoorde te luisteren.

MK: Kerken hebben geen echte visie op de brede spirituele stroming.

 

Maar hoe ziet zo’n visie er dan uit, hoe kunnen de kerken goed reageren op die brede spirituele stroming? En hoe verbind je individualiteit met gemeenschap?

MK: Kerken moeten zoeken naar nieuwe vormen van gemeenschap. Het Nieuwe Wij! Er is een andere manier van denken nodig. De diversiteit is een gegeven, eenheid is niet af te dwingen.

Wat moeten kerken dan doen?

MK: Aan de slag gaan met het ‘nieuwe wij’. Leg verbindingen, organiseer iets in je buurt in de sfeer van ontmoeting, sociale cohesie. Maaltijden, samen eten, dat verbindt en verrijkt.

JdH: Lees de boeken van Leo Fijen! En we moeten niet steeds de vraag stellen: wat doen wij verkeerd. Niet alleen de kerken, alle organisaties en verenigingen kampen met afkalving. Wil je mensen motiveren, dan moet je steeds meer activiteiten op projectbasis organiseren.

 

Maar kent men de eigen traditie misschien onvoldoende?

JdH: CBS-onderzoek toont aan, dat het Nieuwe Tijdsdenken vooral populair is bij ex-kerkleden die toch iets blijven zoeken. Daarbij komt inderdaad, dat men geen kennis meer heeft van de eigen traditie. Geen kennis betekent: ook geen woorden meer hebben om de spirituele dimensie van het leven te benoemen. Zeker onder jongeren is er geen gedeelde religieuze vocabulaire meer aanwezig. Verder is er een enorm ‘longing for belonging’: sociale cohesie is levensbehoefte nummer 1!

MK: Jongeren willen hun eigen individualiteit verbinden met een nieuwe vorm van ‘wij’.

JdH: Eén ding is duidelijk: de jeugd wordt niet bereikt, ook niet met New Age. De mensen die zich daar mee bezig houden zijn vooral de babyboomers, hoogopgeleiden, mensen die afgerekend hebben met de kerk. Een voorbeeld is hoe jongeren omgaan met horoscopen. Ze zeggen: ik lees dat wel, ben dan wel ff geïnteresseerd, zie het eigenlijk als een soort meditatie of gebed, maar nadat ik het gelezen heb, vergeet ik het onmiddellijk, ik hecht er geen ‘geloof’ aan.

 

Is er nog wel waardering voor ‘onze eigen’ christelijke traditie?

MK: Jongeren leven met diversiteit. Ze weten, dat religie van waarde kan zijn. Sommigen gaan over tot de Islam, omdat ze iets zoeken, houvast willen. Maar de leidende generatie leeft geen houding voor waaruit geloof spreekt of naar voren komt als iets waardevols en onopgeefbaars.

AB: Ja, ik stem daar mee in. Moslims zouden ons serieuzer nemen als wij westerse mensen uit een vroeger christelijke samenleving en traditie meer en duidelijker vanuit die christelijke traditie zouden leven.

 

2. De workshop

Patty Harpenau is coach en helpt mensen die door stress of overspanning op zoek zijn naar nieuwe balans die te vinden. Zij heeft een boek geschreven: Benjamins Boom (website: www.benjaminsboom.nl).

De eerste vraag die zij als coach vaak stelt is: wat is je diepste verlangen? Die vraag zet mensen stil: het doet je zoeken naar je diepste zelf. Patty geeft ons de opdracht om met iemand naast je over deze vraag te praten. Mijn diepste verlangen? Ja, liefde, denk ik.

Vervolgens stelt ze de vraag: wat is je diepste gemis? Weer zo’n gesprekje. Het levert op, dat verlangen en gemis vaak gelijk zijn: wat je mist is wat je verlangt. Ik kan echter niet zeggen, dat ik gemis aan liefde heb. Wel, dat als ik in contacten, relaties en samenwerking met anderen gebrek aan liefde ervaar, dat me het meest pijn doet.

Patty’s betoog:

We leven in een kosmos. De kosmos bevat alles wat je nodig hebt. De wereld, jouw eigen geest en lichaam, ze bevatten alles. Alles is er al! M.a.w.: er staat niet een engel boven klaar met een emmer vol liefde. Er staat ook niet iemand bij de hemelpoort die zegt: jij wel, jij niet. Want alles is er al, alles is hier.

Wat is dan het probleem nog? Het probleem is, dat je in een wereld waarin alles er al is makkelijk verdwaalt. Hoe moet je je weg vinden, je bestemming?

 “Alles is er al, alles is hier. Het probleem is: dat je in een wereld waarin alles er al is makkelijk verdwaalt. Dus hoe moet je je weg vinden, je bestemming daar gaat het om.”

Het antwoord is: liefde. Iedere mens is geboren uit liefde. Liefde, dat betekent de naam Benjamin. PH herleidt deze naam tot de betekenis ‘liefde’, de diepste en meest wezenlijke behoefte van iedere mens. “En de liefde is Jezus”. Benjamin is eigenlijk Jezus. Hij is het diepste verlangen van iedere mens.

Patty zegt dat ze hierbij veel heeft ontleend aan wijsheidsleraren van de Kabbala. Deze leer stelt, dat in de oorsprong alles gelijk is. Eens was er kennis, wijsheid, de algemene religie. Vanuit die oerkennis zijn alle religies ontstaan. De Kabbala kent de z.g. ‘kabbalistische boom des levens’. Deze boom vind je in alle religies terug. Iedere mens maakt een levensreis. Je begint onderaan, bij de wortel en stam van de boom. En je levensopdracht is om alle paden te lopen. Als je dat doet, eindig je uiteindelijk bij God, de verlichting, de verbinding. Op de reis langs de takken kom je op knooppunten, dat zijn de aartsengelen. Aartsengelen zijn intelligentie- of energievelden. Ook mensen zijn energievelden. En hier in deze zaal, waar op dit moment zo’n zestig mensen zitten, vormt zich één groot energieveld. Er is geen ik en jij, maar alleen een wij, een ‘wij-veld’.

Op de website wordt nog het volgende over het boek gezegd:

Benjamins Boom is een legende over het leven, de aarde, de hemel en de adem daartussenin.

“Een ongewone levensgeschiedenis, een wonderlijke vertelling over een hemelwandelaar, geschreven door de moeder van Benjamin. Haar woorden zijn gevuld met een bijzondere kracht die je kunt voelen terwijl je leest. Haar boodschap is: Leer het leven te leven als je durft, ja, echt durft, ontdek de bron van Al en Overvloed, en laat je inspireren om het beste en het mooiste van jezelf te zien. Maar pas op, voordat je het weet tilt het verhaal je op en neemt het je mee op een reis: op een tocht langs de oudste wortels van het leven, naar het eeuwenoude engelenpad met de deur naar de hemel waar een nieuwe weg op je wacht die je terugleidt naar de aarde. Als je deze reis durft te maken, bereid je dan voor om de wijste der wijzen te ontmoeten, de oudste der oudsten, die je het testament van Adam onthult en durf de lessen te begrijpen van de oudste boom van de wereld, de boom van Eden. Dat is het verhaal van Benjamins Boom. Een verhaal dat je leven voor eens en voor altijd zal veranderen.”

 

3. Reflectie

Bij het debat:

  • Er is in de huidige samenleving sprake van wat men noemt een ‘brede stroming’ van spiritualiteit. Ogenschijnlijk lijkt deze ‘religieuze’ belangstelling niet aan te sluiten bij de heersende secularisatietendens. Onderzoek toont echter aan, dat deze spirituele belangstelling juist gevolg is van de secularisatie. Secularisatie als ontkerkelijking en ontgoddelijking betekent, dat men ‘gelooft’ maar zonder kerk en niet in een persoonlijke God. In het debat was, zoals te verwachten was, m.n. Antoine Bodar de (meest geprononceerde) representant van het klassieke Godsgeloof.
  • Opvallend was, dat van de (+ 40) aanwezigen bij het debat een meerderheid een roomskatholieke achtergrond had (zoals uit een kleine peiling bleek). Het aantal vrouwen was groter dan het aantal mannen, en de leeftijd leek ongeveer te liggen tussen de 40 en de 60. Jongeren ontbraken vrijwel, wat ook in het debat naar voren kwam als bekend gegeven uit (CBS-) onderzoeken (Joep de Hart).

De meeste aanwezigen zijn tussen de 40 en de 50, vrouw en ex-rooms-katholiek…

  • De kerk mist de aansluiting bij de brede spirituele stroming in de samenleving; factoren daarbij:
    • Omdat het secularisme dominant is in de samenleving, wordt de autoriteit van de kerk niet langer erkend. Men selecteert als het om geloven gaat een eigen set van waarheden.
    • O.a. de steeds duidelijker aanwezigheid van de Islam in de westerse geseculariseerde samenleving heeft mensen gedwongen opnieuw na te denken over religie als een gegeven in het menselijk bestaan. Mede daardoor komt er meer openheid voor religieuze ervaring.
    • Kerken zijn sterk naar binnen gekeerd: bezig met het eigen overleven of interne processen (fusieproces PKN).
    • De kerk is met name voor jongeren geen relevante factor meer en heeft het imago van een achterhaald instituut.
    • Kerken reageren traag op de ontwikkelingen. Te veel wordt er nog gekozen voor een ‘alles-of-niks-benadering’: je hoort er bij of je hoort  er niet bij, je doet mee of je doet niet mee.
    • Kerken hebben geen echte visie op de brede spirituele stroming.
  •      Hoe ziet zo’n visie er dan uit, hoe kunnen de kerken goed reageren op die brede spirituele stroming? En hoe verbind je individualiteit met gemeenschap?
    • Kerken moeten zoeken naar nieuwe vormen van gemeenschap, gebaseerd op kleinschaligheid en persoonlijke ontmoeting en contacten.
    • De diversiteit is een gegeven, eenheid is niet af te dwingen. Geen eenheidsworst.
    • De kerken zouden meer met modules moeten werken: mensen willen eventueel wel participeren maar dan vooral op projectbasis.
  • De jongeren: zij zien de kerk niet meer als serieuze partner in hun zoektocht, maar ook New Age gerelateerde spiritualiteit heeft weinig uitstraling naar jongeren. Te onderzoeken is wat daarvan de achtergronden of oorzaken zijn. Mogelijke factoren:
    • Veertigers/vijftigers zitten in een andere fase: ze zijn op zoek naar ont-stressing, rust en bezinning, hebben het gevoel dat ze nog maar kort te leven hebben en daar nog iets goeds en waardevols van moeten maken, kinderen zijn veelal volwassen en de deur uit zodat er meer ruimte en rust komen, ze zijn sterker bezig met een stuk reflectie op hun leven, etc.
    • Twintigers/dertigers daarentegen zijn sterk bezig met opleiding en toekomst, hun eigen ontwikkeling en carrière, en ook met hun sociale netwerken en activiteiten. Er is dus domweg geen tijd, rust en ruimte om zichzelf stil te zetten voor reflectie en overdenking.
    • Te veronderstellen (te onderzoeken) is dus, dat (/of) jongeren in een latere fase zich wel gaan richten op meer spirituele zaken.
  • Er is echter nog iets anders. Dat is het grote aantal belangstellenden op deze dag met een kerkelijke, nader rooms-katholieke achtergrond. In het debat wordt geconstateerd, dat er geen vocabulaire meer is om de spirituele dimensie van het leven te benoemen. Dit vocabulaire is (deels) nog wel aanwezig bij mensen met een kerkelijke opvoeding en achtergrond. Bij de overwegingen n.a.v. de lezing/workshop komen we hierop terug.

 

Bij de lezing/workshop:

  • Inhoudelijk:
    • Er is sprake van een soort bewuste houding van ‘syncretisme’: zonder redelijke verantwoording worden elementen uit allerlei religieuze tradities aaneengeweven tot een eigen vorm van religieuze beleving.
    • Het gaat niet om een hogere macht of persoon, maar om het vinden van het eigen diepste ‘zelf’.
    • Geluk en welbevinden zijn daarbij het doel.
  • Deze vorm van spiritueel denken en zoeken slaat vooral aan bij veertigers/vijftigers, vooral vrouwen en mensen die zich tot de ‘christelijke’ traditie rekenen.
    • Een korte peiling in de zaal liet zien, dat de meerderheid van de ongeveer 60 à 70 aanwezigen zegt te geloven in God, vanuit de christelijke traditie.
    • Nader ingevuld lijkt het er op, dat vooral mensen met een rooms-katholieke achtergrond open staan voor nieuwe vormen van spiritualiteit. Dat kan twee achtergronden hebben: men heeft veelal tot de tienerleeftijd kerkelijk en geloofsonderwijs gekregen; waarna velen zich er niet echt meer mee bezig hebben gehouden; of, tweede mogelijkheid, men is nog steeds kerkelijk min of meer actief maar zoekt naar nieuwe zingeving en inhouden, omdat men minder verbondenheid ervaart met de oude vormen en/of geloofsinhoud.
    • Bij dit onderdeel waren iets meer jongeren aanwezig (globaal geteld minder dan 10, meer dan 5) van een geschatte leeftijd van 22+. Dit kan er op wijzen, dat bij sommige jongeren wel belangstelling bestaat voor nieuwe vormen van spiritualiteit. Mogelijke beweegredenen zouden kunnen zijn: er is een gebrek aan geloofservaring, een als leegte ervaren gemis doordat men geen helder geformuleerde geloofsoverdracht heeft ontvangen. Sommigen zullen daardoor misschien geneigd zijn op zoek te gaan naar zingeving en vervulling.

Dit vind je misschien ook leuk...

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *