Er moet een hand zijn
Ik loop op straat. De hele dag door zie ik mensen: gehaast, flanerend, mooi, lelijk, mager, mollig. Prachtig, een eindeloze variatie op een thema. Soms doet iemand me aan een persoon denken, die ik ken. En toch is het diegene nooit precies. Altijd net weer anders, andere houding, uitdrukking, manier van lachen, van lopen.
Dan denk ik: er moet een hand zijn. Al die mensen bewegen, lachen, praten, hebben een doel, of niet. Ze zoeken elkaar op, lopen gearmd, kletsen als vriendinnen, eindeloos in de weer met hun mobiel. Wat drijft ze, wat beweegt ze, wat maakt ze zo weerbaar, wat geeft ze zoveel veerkracht, die wil om te leven, tegen de klippen van gebarsten dromen op?
Ik kan niet geloven in toeval, stom toeval. Er moet een hand zijn. Ik kan niet geloven, dat er zoveel bomen moesten zijn, allemaal uniek vertakt, alle soorten weer met hun eigen kenmerken. En ga zo maar door: vogels, vissen, sterren, planeten. Het is er toch niet zo maar gekomen? Het is er toch niet voor niks? Ik kan dat niet geloven.
Ik kan niet geloven dat ik er ben en op een dag niet meer. En dat het dan allemaal niets was. Omdat geen mens je over 20, 50 jaar nog herinnert. Waar kwam ik vandaan, waar ben ik dan naartoe? Nee, er moet een hand zijn. Een hand die me oppakt en meeneemt. Naar een bestaan waar ik nu geen weet van heb.