Een jihad van liefde
Een moslim die eigenlijk christen is. Zo zou je Mohammed El Bachiri kunnen noemen. Mohammed (36), metrobestuurder in Brussel, verloor zijn iets jongere vrouw Loubna, die omkwam bij de bomaanslag in station Maalbeek op 22 maart 2016. Hij bleef achter met drie zoontjes. “Als een kapitein op een schip met drie matrozen, op een oceaan van verdriet”. Voor de Vlaamse tv vertelde hij zijn verhaal, de historicus David van Reybrouck maakte er een klein boekje van, Een jihad van liefde.
Treffende titel, want jihad betekent strijd. Maar dan wel allereerst strijd als inspanning. Iedere moslim wordt geacht de strijd aan te gaan tegen zijn ‘hartstochten’, tegen de zonden in zijn eigen hart. Iets wat ook de Bijbel ons herhaaldelijk voorhoudt: zelfbeheersing, evenwichtigheid. “Een echte jihadist is iemand die niet in woede ontsteekt, ongeacht de situatie. Hij kan misschien wel razernij voelen, maar het is zo makkelijk om iemand te slaan of geweld te gebruiken. (…) Het echte jihadisme is een inspanning naar jezelf, naar je gedachten. De jihadist zoekt naar kennis, doet zijn best om anderen te ontmoeten, ook als die daar niet voor openstaan. De jihadist laat de moed niet zakken, hij bewaart de glimlach en erkent de menselijkheid van de ander” (77).
Waarom noem ik Al Bachiri een moslim die eigenlijk christen is? De strijd waarover hij het heeft, is voor hem de overwinning van liefde over het kwaad. Opnieuw: zoals ook de Bijbel leert het kwade te overwinnen door het goede. Haat te beantwoorden met liefde, geweld niet te wreken maar erop te reageren door het goede voor die ander te zoeken. Dat is het hart van het christelijk geloof: je vijanden liefhebben, vergeven.
Alleen, zou het zo kunnen zijn dat liefde en vergeving ook tot de kern van de Islam behoren? Zodat Mohammed El Bachiri niet een ‘christelijke moslim’ is, maar een moslim die net als een christen liefheeft? Gezaghebbende mensen binnen de Islam beamen dat. Voor een goed beeld van de Islam kun je zeker niet afgaan op radicale terroristen. Zelfs losse teksten uit de Koran voldoen niet om een evenwichtig beeld te krijgen. Ook kun je je beeld niet baseren op moslims die je kent of met wie je wel eens gesproken hebt. ‘De’ Islam bestaat niet, zoals ook ‘het’ christelijk geloof heel divers is. Het is dus heel goed mogelijk dat liefde een belangrijk thema is binnen het geloof van moslims. En het staat vast, dat er velen zijn die dat ook dagelijks in praktijk brengen.
Er zijn mensen die beweren dat de God van de Islam en de God van de christenen ten diepste de zelfde is. Dat er hooguit sprake is van een verschillend Godsbeeld, of van verschillende culturen of beleving van het geloof. Of dit waar is, wie kan dat vaststellen? Als christen ben je onmiddellijk geneigd de persoon van Jezus Christus te noemen als degene die christelijk geloof en Islam volledig van elkaar doet verschillen. Toch is het wel een mooie gedachte om zo met elkaar vanuit verschillende geloven en culturen in gesprek te komen. Via die verbindende schakel van de liefde, in beide godsdiensten geleerd.
Dat gesprek brengt dit boekje in ieder geval zeker op gang. Bachiri overbrugt met zijn uitspraken kloven van onbegrip en verwijdering. “Als ik een aanhanger van een ander geloof ontmoet die zich laat leiden door liefde, heb ik het gevoel dat we dezelfde godsdienst belijden”, zegt hij bijvoorbeeld op pagina 71. En dat heeft verstrekkende betekenis!
Want zo is dit boekje een pleidooi om samen te leven, met alle verschillen. Elkaar ruimte gunnen. “De geschiedenis laat zien dat samenleven mogelijk is. Vlak na de dood van de Profeet hadden moslims in Damascus nog geen plaats van gebed, maar ze konden bidden in de kerk van de christenen. Tijdens de reformatie beschouwden de wederdopers, de door de Kerk als ketters werden gezien, de Turken als hun broeders. In het Vaticaan schilderde Rafaël een fresco van de grote Averroës, een moslim, in het hart van het christendom” (72).
Of hij historisch helemaal gelijk heeft met deze voorbeelden, valt deels te betwijfelen. Ten tijde van de reformatie bestond er in West-Europa alleen maar angst voor de opmars van de Turken en het Ottomaanse rijk. Of men hen als broeders zag, is in ieder geval wat de meerderheid betreft niet waarschijnlijk. Maar dan nog, met de voorbeelden pleit El Bachiri voor een vreedzaam samenleven.
Daarbij is zelfs het eigen volksbestaan betrekkelijk: “Het is mooi om deel uit te maken van een volk, maar boven alles maken we deel uit van de mensheid. Ieder kind moet vóór alles leren dat hij bij deze wereld hoort. Wat hij zich mag identificeren met alle groten uit de geschiedenis. Dat hij van Aristoteles, Plato, Roemi, Sun Tzu, Confucius, Moeder Teresa… mag houden. (…) Ze zijn ook van hem. Ze zijn van ons allemaal” (72).
En tegelijk blijft er ruimte voor ieders eigenheid: “Kosmopolitisme is een cultuur die zich nestelt naast de plaatselijke cultuur, maar haar niet vervangt. Ik breng mijn cultuur mee, maar niet om de cultuur van een ander omlaag te halen. Ik zou willen zeggen: ‘Vertel over jezelf, mens uit verre streken. Vertel me het verhaal van je volk. Ik wil het niet horen om je te veroordelen, maar omdat jouw verhaal ook het mijne is’. Je kunt je cultuur verliezen, je geloof, je land, maar je menselijkheid verlies je niet” (72/73).
Dit kunnen de woorden zijn van ieder die gelooft in een God die de schepper van alle mensen is. Die daarom alle mensen liefheeft, voor alle mensen zorgt. Zodat zijn liefde en zorg ook jouw liefde en zorg mogen zijn. Want het gaat om de menselijkheid. Omdat alle mensen mensen zijn, zijn alle mensen gelijk.
Is El Bachiri een moslim die eigenlijk christen is? Hij zegt nooit te hebben overwogen om christen te worden, hoewel hij opgroeide in Brussel en bij de nonnen op school zat. Hij vindt het niet nodig om christen te worden, want “ik was er al mee verwant”. En “als jij Liefde bent, heb ik dezelfde godsdienst”. Hier zwijgt even mijn bekeringsijver. Ik hoor een boodschap van Boven.
(n.a.v. Mohammed El Bachiri (opgetekend door David Van Reybrouck), Een jihad van liefde, Amsterdam/Antwerpen 2017)