Een dominee, iemand om u tegen te zeggen
Hoihoi, ik wil even iets aan je vragen, Klaas! Een mailtje van een alleraardigst meisje, één van mijn catechisanten, amper 18. Ik krab achter mijn oren, stuur haar een vriendelijke mail terug, ondertekend met ‘ds. van den Geest’. Ik ben een man van bijna 59, opa, en niet haar vriendje maar haar dominee. En ja, van de vorige eeuw. Of ben ik nou gek?
Ouders van nu leren hun kindjes niet meer te u-en. Mij best, dat is uit de tijd. Maar de manier waarop die kindjes je soms benaderen, daar voel je ook niets van respect meer in. Aan de andere kant: ooit waren dominees onbenaderbaar. Die tijd wil ik niet graag terug. Het is prachtig, dat ze je zo als vanzelfsprekend weten te vinden. In een eerdere versie van dit artikel had ik dat te weinig verwoord, een collega wees me daar op: wees blij dat ze je zo weten te vinden! Gezag zag er vroeger anders uit: afstand, autoriteit. Nu moet je gewoon een goed verhaal hebben en met je houding respect afdwingen. Een houding vooral van persoonlijke aandacht.
Dominees gedumpt
Maar wat ik aan de orde wil stellen gaat over iets anders, iets wat ik noem een ernstige crisis. Symptoom daarvan is het feit, dat er in de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) al minstens tussen de tien en twintig dominees aan de kant gezet zijn. Ik heb er geen precieze cijfers van, maar in het kringetje collega’s dat ik ken kom ik een heel eind.
‘Losgemaakt’ is de kerkrechtelijke term. Ben je eenmaal losgemaakt, dan ben je niet alleen maar vrij van een gemeente, je bent vogelvrij. Het heet dat je dan beroepbaar bent, maar kerken beroepen zo’n dominee echt niet meer. Er hangt een labeltje aan die dominees: ‘daar is iets mee’. Wat, dat weet men in de verste verte niet, maar losgemaakt dat zal wel betekenen dat ze niet voldeden. Die losgemaakte dominees hebben één, twee jaar de tijd om een gemeente te vinden, of anders een andere loopbaan te zoeken. In de praktijk is dat mooi gezegd, maar zo goed als onrealistisch en onhaalbaar.
Wat is er met die mannen aan de hand, dan? Zelf ben ik als visitator en adviseur enkele malen betrokken geweest bij zo’n zaak. Ik kan je zeggen, onverkwikkelijke zaken. Een dominee is een mens, inclusief zijn eigenaardigheden. Na tien, twintig jaar wil men wel eens een ander geluid, een frisse vent. Ze weten nu wel zo’n beetje hoe hun dominee optreedt en spreekt, wat zijn ‘stokpaardjes’ zijn (alsof mensen die dat zeggen die zelf niet hebben).
Een wat oudere dominee doet met grote trouw zijn werk. Zondag aan zondag gaat hij voor, met toewijding bezoekt hij de mensen in zijn kudde. Echt, hij spaart zichzelf niet, doet eerder te veel dan te weinig. Maar… hij preekt zo voorspelbaar! En we vinden dat inmiddels zo oersaai! Mensen beginnen weg te blijven uit de diensten, naar andere kerken te gaan. Ze trekken hun vvb’s in of verhogen die niet meer. De financiën van de kerk drogen op. En de oudere predikant zit nog wel in de hoogste honorariumschaal! De kerkenraad wordt zenuwachtig. Bij het ‘functioneringsgesprek’ wordt hem te verstaan gegeven: kun je niet eens gaan proberen hier weg te komen? De dominee voelt de strik om zijn nek aangetrokken worden. Hij moet nog een jaar of vier, dan kan hij met emeritaat, eervol. Waarom hem nu nog zo onder druk zetten?
Een ander voorbeeld. Een dominee, een briljante theoloog, die werkelijk vooruit kan denken en op vernieuwende wijze mensen weer weet te inspireren voor gereformeerd geloven en kerk zijn in deze tijd. Tja, zijn bezoekwerk is soms wat mager, zijn sociale vaardigheden daar kun je wel wat op aanmerken. En nu blijkt er in de gemeente ook nog een hele batterij mensen te zijn, die ‘verontrust’ zijn en dreigen weg te lopen. Ze beginnen de kerkenraad onder druk te zetten. Die dominee, die deugt niet, hij is gewoon niet ‘gereformeerd’ (want daar hebben zij een welomlijnde definitie van, keurig vierkant). Wederom een kerkenraad die zenuwachtig wordt, de dominee begint te bevragen, toe wil geven aan de onrust in de gemeente, de moppercultuur wil sussen en vooral de rust wil bewaren. Ook die dominee loopt nu aan de weg, op zoek naar nieuwe negotie.
Roeping
Dit noem ik crisis. Zeker, ik heb alle publicaties van de laatste jaren gevolgd, over de ontwikkeling van het predikantsambt in de context van deze tijd. Vooral het boek van Gerben Heitink, Biografie van de dominee (2001) was zeer verhelderend. Het predikantsambt staat uiteraard niet los van de culturele ontwikkelingen. Het ontwikkelde mee met de tijd, hij werd van een hooggeëerde hoogwaardigheidsbekleder een functionaris die zich vooral moet profileren met zijn professionaliteit. Dat betekent dat predikanten zich een slag in de rondte trainen en scholen, eindeloos aan zelfreflectie doen, aan super- en intervisie, pastoraal-klinische vorming, etc. Ik ken geen predikant die nog teert op zijn opleiding van decennia geleden. Die opleiding was een aanzet, maar die wordt uiteindelijk voortgezet en verder opgebouwd door talloze nascholingstrajecten, cursussen en trainingen.
Je doet als predikant je stinkende best om die ontwikkelingen niet alleen te volgen maar ook voor te blijven. Veel predikanten zijn zich diep bewust van deze crisis, want dat is het intussen wel. Het is precies zoals Heitink schrijft: “de dominee gaat voorbij”. Veelzeggend is het opschrift boven zijn laatste hoofdstuk: “Om de toekomst van een ‘overbodig’ beroep”.
We zijn als kerken iets kwijt geraakt. En dat is het besef dat de dominee een geroepene is. We spreken dat nog vroom uit bij zijn bevestiging, zoals we dat ook doen bij de bevestiging van ouderlingen en diakenen: “door de gemeente verkozen en zo door God zelf geroepen”. Maar hoe diep dringen die woorden nog door in onze harten? Als je zégt dat God die dienaar geroepen heeft, hoe kun je hem dan zo maar ‘los maken’? Wie beslist dat, en op grond waarvan, dat er een einde gekomen is aan die roeping?
Het is vergelijkbaar met het gemak waarmee mensen soms scheiden. Een belofte die je afgelegd hebt voor God en zijn gemeente, wordt zo maar ervaren of benoemd als “ik wist toen niet wat ik deed, mijn huwelijk is (achteraf gezien!) nooit geweest wat God ermee bedoelt, heeft die belofte dan nog wel gewicht?” Dan denk ik (ik zeg het zelden hardop): waar is je geestelijke strijdvaardigheid gebleven? Had God je ook beloofd dat het vanzelf zou gaan en zonder pijn zou zijn? Had jij verwacht dat je huwelijk het paradijs moest worden? Of wilde jij vooral gelukkig worden, een leven leiden zonder tranen en strijd? Als je in een crisis belandt, denk jij dan echt dat dat een teken is dat het begin, die belofte, niet goed is geweest? Zou er ook een teken van God in die crisis zelf kunnen schuilen? Dat hij je wakker wil schudden, om te vechten voor je roeping, de roeping van je huwelijk?
Niet meer van deze tijd
Of is dat hele systeem van ‘roeping en beroeping’ niet meer van deze tijd? In de PKN solliciteer je, dat doet ieder ander normaal mens toch ook? In de RK worden pastores overgeplaatst, op gezag van de bisschop, dat geeft alle partijen weer ruimte, niet? Allemaal waar, maar dat systeem kennen wij nu (nog) niet. De crisis is, dat veel kerkenraden bemand worden door mensen die de kerk benaderen als was het een onderneming, gericht op efficiency. En ja, zij moeten zelf vaak eindeloos bijscholen en reorganisaties zien te overleven. Hun banen staan soms permanent op de tocht, ze leven in voortdurende stress om hun werk. Dan de dominee toch ook?
En zo sluipen er nieuwe methodieken de kerk in. Functioneringsgesprekken met zogenaamde ‘feedback’, door mensen die denken dat ze net zo goed zijn als personeelsmanagers. Of doldrieste managers die de kerk wel weer even op stoom zullen brengen… En de dominees, ze doen het allemaal braaf, of ze nu beschadigd worden of niet, keus hebben ze toch ook niet?
Het wordt de hoogste tijd dat we die zaak echt aanpakken. Die loslopende dominees, ze komen of in de PKN terecht, of ze beginnen een eigen bedrijfje als de zoveelste ‘coach’. Wat kun je anders met zo’n eenzijdige opleiding? En waar moet je wonen? Je hebt nooit een eigen huis gehad, ze belanden op een flatje na een leven van 24/7 werken. De kerk als werkgever? De meest onbetrouwbare werkgever die er bestaat, hoorde ik één van die loslopende dominees verbitterd zeggen.
Zeker, hoog tijd dus voor de ontwikkeling van een nieuw systeem. Het is al wel geroepen: er moet landelijk beleid komen. Predikanten die zijn losgemaakt moeten actief onder de aandacht van vacante kerken gebracht worden. Nu, dat hebben we geregeld: het Steunpunt KerkenWerk (SKW) is de aangewezen instantie daarvoor. Maar wat kan het SKW meer dan slechts deze predikanten onder de aandacht brengen bij kerken en beroepingscommissies? Wat kan het SKW, als die kerken vervolgens met die informatie kunnen doen wat ze willen? Er is geen enkele verplichting, en als ze er niets mee doen, hoeven ze zich daarvoor niet te verantwoorden. Er is geen enkele vorm van geestelijk toezicht op de manier waarop er met deze predikanten wordt omgegaan. ‘Landelijk beleid’? Een slag in de lucht.
En dan de manier waarop kerken predikanten zoeken en werven. Kerkenraden presenteren groslijsten aan hun gemeente: waarop zijn die gebaseerd? Vaak op niet meer dan wat iemand een keer toevallig heeft gehoord van een familielid, of op een incidenteel door iemand bijgewoonde dienst. Maar op welke manier worden de kwaliteiten van een predikant getaxeerd? En hoe is het mogelijk dat op een gemeenteavond één opmerking de stemming kan doen omslaan, zodat een predikant ‘weggestemd’ wordt? Waarop is dat alles gebaseerd? Terwijl de informatie waarover het SKW beschikt een goed beeld kan geven over de kwaliteiten van predikanten, gebaseerd op deskundigheid en adequaat personeelsbeleid. Hoe komen de steeds uitgebreidere profielschetsen van beroepingscommissies tot stand? Hebben deze prachtige documenten nog enige relatie met de geestelijke werkelijkheid in een gemeente en met de manier waarop een kerk zich ontwikkelt in de dynamiek van deze tijd? Of zijn ze vooral gebaseerd op eigen behoeften en inherent egocentrische ideeën over wat er met de jeugd moet gebeuren of hoe er voor ouderen gezorgd dient te worden?
En dan hebben we het nog niet eens over het toenemende aantal kerken dat zelfs helemaal niet meer beroept! Men neemt soms eerst uitgebreid de tijd om zich te bezinnen op ‘wie zijn wij, wat willen wij’. Zonder dat daar werkelijk iets richtinggevends uit komt. Daarnaast kun je je afvragen of de financiële situatie van kerken niet de diepere achtergrond is die het beroepingswerk aanstuurt. Kunnen oudere predikanten (55+!) wel goed omgaan met jongeren van nu? Is dan een jongere predikant niet veel beter, omdat hij dichter bij hen staat? Of is het eigenlijk zo, dat we die oudere predikant niet echt op zijn kwaliteiten durven te beoordelen, omdat hij domweg ‘te duur’ is en een jongere ‘goedkoper’?
Dit zijn vragen, die raken aan symptomen van een crisis. Het effect van mijn geschrijf kan zijn, dat men in de ontkenning schiet: zo erg is het toch niet? Is dit niet veel te negatief? Maar wees dan toch eerlijk. We willen dat predikanten ‘mobiel’ zijn. Maar hoe mobiel ben je zelf, als je al je hele leven in dezelfde gemeente woont? En hoe mobiel zijn we als kerken, als we de urgentie van vernieuwing en verandering maar krampachtig buiten de deur proberen te houden? Dit gaat over onze geestelijke identiteit. Maar zonder geestelijke diepgang worden we zo plat als de tijdgeest zelf. Met de predikanten als kanaal waarover dat allemaal uitgespeeld wordt.
U zeggen
Of er nu een systeem komt, waarbij deels sprake is van eigen actie in de zin van zoiets als een sollicitatie, of een systeem waarbij predikanten pools vormen in een lossere relatie met één gemeente (‘maatschappen’), het blijft zaak dat de predikant als dienaar van het Woord geëerd wordt. Dat we dus zijn roeping aanvaarden en bevestigen. “Denk aan uw leiders, die het woord van God aan u hebben verkondigd, neem een voorbeeld aan hun geloof en kijk vooral goed hoe hun levenswandel eindigt” (Hebreeën 13,7). Die woorden gaan niet over zondeloze en perfecte mensen, wel over de leiders die gezonden worden door hun Heer om zijn Woord te verkondigen. Op iedere mens is genoeg aan te merken, ook op predikanten. Maar in het licht van Gods genade mogen we allemaal zondaars zijn, die geliefd zijn door hun Heer.
Daarom gaat er aan een landelijke beleidsmatige aanpak iets anders vooraf: bekering van onze harten. Weg van die consumentistische houding die je nu ziet. De kerken brokkelen af. Jongeren hebben niets meer met het instituutkarakter van de kerk, een 55plus-instituut in hun ogen. De ontgroening van de kerk. Maar die 55-plussers zelf beseffen ook vaak niet, dat ze bezig zijn de kerk uit te hollen met hun gemopper dat de kerk ‘hun’ kerk niet meer is. Ze stemmen met hun voeten en portemonnee, net zo hard als de jongere generaties die zo gemakkelijk kerk-hoppen.
Intussen staat de dominee zondag aan zondag zijn ambt intens serieus te nemen. Het Woord dat hij verkondigt, wordt door de één een ‘praatje’ genoemd en door de ander ‘saai’. Maar hij heeft een week lang de Bijbel bestudeerd en overdacht, gebeden en geworsteld op zoek naar een boodschap voor de gemeente hier en nu.
Ik vind dat een dominee iemand is om u tegen te zeggen. Ik ben niet uit op eer of erkenning. Al helemaal niet voor mezelf. Wel maak ik me zorgen over hoe we als kerken met onze dienaren van het Woord omgaan, en vooral met die groeiende groep loslopenden. Waardevolle mensen met hun kwaliteiten, maar ineens zijn ze iemand geworden waar ‘iets mee is’. De volksmond en de borreltafel doen de rest. En als ze dan nog maar één uitweg zien en naar de PKN overstappen, worden ze al helemaal niet meer serieus genomen: super doei!
Dominees zijn mensen om u tegen te zeggen. Ik ken er geen één die er de kantjes bij af loopt. Ik ken alleen maar toegewijde gepassioneerde dienaren van de Heer. Ja, zondaren zijn we ook. En dus mensen met fouten. Zelfs mensen die hun ambt misbruiken en hun plek zo centraal in de gemeente gebruiken als een podium voor eigen macht. Die valkuilen zijn er, zeker. Maar we zijn toch zeker sámen kerk van Jezus? We leven toch zeker sámen van zijn vergeving? We mogen elkaar dan toch in liefde aanspreken? En vervolgens met liefde aanvaarden, blijvend aanvaarden? Omdat we elkaars roeping respecteren?
Zeer goed, klaas! Heb ‘m op FB gedeeld!
Hartelijk dank voor het goed verwoorden van de “crisis”. Ik herken veel. Het maakt me bedroefd dat het overal het zelfde is, dat is minachting voor een niet perfecte geroepen dienaar die zijn best doet. Dat heb ik ervaren in Canada, op Curacao en op Aruba. Toch blijven we zoeken naar wegen om mensen te prikkelen God serieus te nemen.
“The servant is not greater than the master…”