Een 20e eeuwse nazaat van Luther: Dietrich Bonhoeffer – preek over Romeinen 6, 1-5
Afgelopen week zijn we begonnen met de eerste van drie catechisatielessen over Luther (& 500 jaar reformatie). Een uitdaging: jongeren hiervoor interesseren, hiermee inspireren. Waarom zou je je daar mee bezig houden, met iets dat zo lang geleden gebeurde? Het gaat over de grote ontdekking van Luther. Luther ontdekte: om eeuwig te leven kun je niets doen, alles ís al gedaan. Maar dat weten geboren en getogen kerkmensen toch al lang? Ja, en is dat niet juist het gevaar: christenen die dat vanzelfsprekend gaan vinden? Gods genade als een goedkoop riedeltje.
Een bekende volgeling van Luther, Dietrich Bonhoeffer, heeft daarover veel geschreven. Hij wilde de gelovigen van zijn tijd wakker schudden. Bonhoeffer werd maar 39 jaar oud, aan het einde van de oorlog werd hij ter dood gebracht. Maar in zijn korte leven heeft hij één boodschap heel sterk uitgedragen: Gods genade is een wonder! Gods genade is niet goedkoop! Ook toen hij door de nazi’s gevangen genomen was, bleef hij daarover schrijven. Vanuit de gevangenis ging hij door met zijn waarschuwingen tegen een ingedutte kerk. Een kerk die zich helemaal door Hitler en de nazi’s had laten inpakken. Bonhoeffer verzette zich tegen die verburgerlijking van de kerk. Omdat Christus’ genade betekent, dat je je leven niet in dienst stelt van een macht in deze wereld. Als nieuwe mens sta je in dienst van God, ben je een burger van het koninkrijk van de hemel.
Gods liefde en vergeving zijn nooit vanzelfsprekend of gewoon. Want Gods liefde maakt een nieuwe mens van je. Je kunt niet meer op de oude voet verder leven. Je leven wordt totaal nieuw: omdat je oude ik sterft, en je nieuwe ik opstaat. Dat is wat Bonhoeffer noemde navolging. Een bijbels woord voor: Christus volgen. In zijn dood, in zijn opstanding.
Gods genade is niet goedkoop
Want wie Jezus volgt, volgt hem in kruis (1) en opstanding (2)
1
Geloof jij dat God je jouw zonden vergeeft? Voor veel christenen lijkt dat volkomen vanzelfsprekend. Ja, je erkent dat je een zondig mens bent. En, zeggen we er al gauw bijna als excuus achteraan, zonden doen we allemaal, toch? Maar, geloof je, ik mag om vergeving vragen, en dan is het weer goed.
Zo maar krijgt dat iets heel gemakkelijks of oppervlakkigs. Bijna klinkt dat als ‘het maakt toch ook niet zoveel uit dat ik zonden doe?’ ‘Het wordt toch wel weer vergeven’. Nee, niemand zal dat zo bedoelen: dat je dus gewoon verder gaat met zondigen. Maar toch, er klopt hier iets niet.
Dat is precies het punt van Bonhoeffer. En dat vinden we ook terug in het gelezen Bijbelgedeelte. Mensen verweten Paulus, dat hij een gemakkelijk evangelie verkondigde. God aanvaardt jou, niet om wat je doet maar om je geloof. Niet jouw goede daden of gehoorzaamheid aan Gods geboden, maar geloof in Christus. Dat brengt je dichter bij God, door geloof word je gered. Dat is Paulus’ boodschap in hoofdstuk 5: we mogen leven in vrede met God, door geloof.
Maar, zeggen nu zijn (al dan niet denkbeeldige) tegenstanders: is dat niet te makkelijk? Zeg je dan niet eigenlijk: zondig maar door, want God vergeeft het toch wel? Dat is precies de vraag die gesteld wordt in vers 1: moeten we dus blijven zondigen om de genade te laten toenemen? Hoe meer zonde, hoe meer vergeving: zoiets?
Maar zo ligt het uiteraard niet. Paulus’ antwoord is: God vergeeft niet alleen zonden, hij verlost je ook van het zondigen. Dat is de bedoeling van die indringende tegenvraag (vers 2): Hoe zouden wij, die dood zijn voor de zonde, nog in zonde kunnen leven?! Het is zo’n vraag waarvan je zegt: de vraag stellen is haar beantwoorden. Het antwoord is duidelijk: nee, dat is onmogelijk! Als God je zonden vergeeft, kún je niet meer verder gaan met zonden doen. Want Gods genade heeft twee kanten. Het neemt iets weg (je zonden), én het brengt iets nieuws. En wat is dat nieuwe? Dat je verandert, niet meer zondigt maar juist groeit in een leven naar Gods wil. Dat zijn de twee cadeaus van Gods genade. Rechtvaardiging (God spreekt je vrij, zie Heid. Cat. zondag 23); en heiliging (zijn Geest maakt je nieuw, zie Heid. Cat. zondag 24).
Verderop brengt Paulus dit in verband met je doop. Gedoopt worden is met Christus verbonden worden, één worden met hem. Dat is heel duidelijk voor volwassenen die tot geloof komen en dan gedoopt worden. Maar hun kinderen, die met hen mee gedoopt worden, zijn daarmee ook al met Jezus verbonden. Je bent dus eigenlijk al zo één met hem, dat jouw zonden al bij voorbaat verleden tijd zijn. Zo sterk spreekt de Bijbel hier. Eén met Christus is dat je met hem sterft, én met hem opstaat. Het zelfde als wat Jezus onderging, onderga jij, door doop en geloof met hem verbonden. Zo hecht is die eenheid met hem, dat je de zelfde weg gaat als hij: sterven, opstaan. En dat sterven betekent echt, dat je zonden sterven. Maar dan ook echt je zondige ik, jouw oude bestaan. Dat is dood, zegt Paulus. En dus kún je zelfs niet meer zondigen!
Jaja, dat is allemaal mooi, zeggen we dan misschien, maar de praktijk is anders. Ik doe wel degelijk zonden, sommige slechte dingen gebeuren elke dag opnieuw. Hoezo zegt Paulus dan, dat ik niet meer zondigen kán?! Hoezo “dood voor de zonde”? Dat is wel zo uitgelegd dat men zei: een dode kan niet meer zondigen. Iemand die overleden is, reageert niet meer op wat dan ook (zintuigen uitgeschakeld). Toch schiet die uitleg tekort. Want ook van Jezus wordt hier gezegd dat hij voor de zonde stierf. En hij is Gods Zoon, zonder zonde. Het kan dus niet zo zijn, dat hij ook als een dode moest worden. Die op geen enkele prikkel meer reageert. Bovendien: wij blijven juist wel gevoelig voor zonde, ook als je op Christus vertrouwt.
Daarom moeten we hier een andere kant op denken. En wel aan de dood als straf, als oordeel over de zonde. Zoals God al tegen Adam in het paradijs zei: als je van de verboden boom eet, zul je sterven. Dat is wat zonde oplevert: de dood. Dat is wat Christus droeg aan het kruis, die straf. Hij, de onschuld zelf, stierf de zondedood. Maar dat betekent nu juist, dat hij de dood van zijn macht heeft ontdaan. Ben je door je doop en door geloof verbonden met hem, dan ben ook jij vrij van die dood. En, en daar gaat het hier om, dan is ook je oude ik met Christus gestorven. Door geloof mag je nu zeggen: ik ben met Christus gestorven. Zoals Paulus ook ergens anders zegt: omdat één mens voor allen is gestorven, zijn alle mensen gestorven (2 Korinthiërs 5,14). Eén met hem betekent: zijn dood is mijn dood.
Kun je dus niet meer zondigen? Ik zou bijna zeggen: was het maar waar! Je kunt het niet meer, omdat het niet past bij iemand die met Jezus verbonden is. Hoe kun je, één met hem, nog doorgaan met je oude leven? Dat is een regelrechte belediging van Jezus’ kruisdood! Je ‘kunt’ dus wel zondigen (in staat tot), maar het ‘kan’ (mag) niet meer! Je oude ik is veroordeeld in de dood. Hoe kun je dan ooit die oude mens nog zoveel ruimte geven, alsof hij nog de baas is?! Onbestaanbaar! Onverenigbaar met jouw één zijn met Jezus! Doe je het wel, dan maak je dus Jezus’ genade goedkoop. Dan geloof je misschien wel, dat God vergeeft. Maar tegelijk ga je op de oude voet verder, alsof er niets gebeurd is.
Bonhoeffer noemt dat rechtvaardiging van de zonde, i.p.v. rechtvaardiging van de zondaar. Ook die zonde moet eraan geloven, dus. Zonde moet dood, onder het oordeel van God door. Dat doet dus pijn, een stuk van jezelf moet dus dood. Eén zijn met Christus in zijn dood is een pijnlijk proces. Dode takken afhakken, afscheid nemen van waar je aan vast zit. Zelfhandhaving (‘assertief’), bot gedrag (<-> fouten erkennen op je werk…), etc. Pijn doet het, zo één zijn met Jezus. Het is een sterven, je oude ik is terminaal. Maar het vonnis over je oude ik is geveld: in het kruis van Christus.
2
Paulus verbindt dit alles in vers 4 met je doop. Heel wat mensen denken bij vers 4 aan de Geestesdoop, niet aan de doop met water. Maar als dat zo was, zou Paulus dat zeggen, zoals hij altijd doet als hij over dopen spreekt. Ook als je als kind gedoopt bent, ben je (ongevraagd, ‘of je wilt of niet’) met Jezus verenigd. Je bent, zonder dat jou iets gevraagd is, toen in een relatie met hem gezet. Dat wil natuurlijk nog niet zeggen, dat je toen ook bekeerd/wedergeboren werd. Water verandert je hart niet. Maar verbondenheid met Jezus wel. Want jou wordt je leven lang voorgehouden: je bent van hem, leef dan ook zijn leven! Van dood, sterven; van opstaan, leven.
Daarom spreekt Paulus hier zo sterk en stellig: je bent gedoopt in Jezus’ dood. Dan word je ook gedoopt in zijn leven. Jezus’ sterven en opstaan zijn dus niet maar gebeurtenissen die ooit plaatsvonden. Het is geen verre geschiedenis. Het gebeurt nu, hier, in jouw leven! En dat, ja dat vraagt om geloof. Water op zich verandert je niet. Maar er gaat een enorm krachtige oproep van uit: je stáát nu aan de kant van het leven. Het leven van Christus, zijn nieuwe bestaan, zijn opstandingsleven. Dat is voor jou, geloof het, en het wordt ook jouw kracht tot nieuw leven.
In het boek Navolging doordenkt Bonhoeffer dit diep en indringend. Het is niet maar een theologische uiteenzetting over doop en wedergeboorte. Het is een doorleefd geloofsgetuigenis, van iemand die hier uit leeft. Ook in de gevangenis, ook als Hitler hem laat ombrengen, als zijn dood nadert. Daardoor wordt Bonhoeffers levensverhaal ook voor ons een bemoedigend getuigenis. Het is geen theorie, maar geloven in de praktijk. Ik denk dat het ongelooflijk belangrijk is dat we naar hem luisteren, juist als GKv-gelovigen. In onze kerkelijke traditie is jarenlang het verbond benadrukt. Gedoopt zijn is bij Gods verbond horen. Dat werd zo stoer en stellig gepredikt, dat we zo maar vergeten dat geloven een strijd is. Dat je als mens in de crisis komt, en dat vergeving en genade niet vanzelf spreken. Dan dreigt het gevaar van wat Bonhoeffer noemt goedkope genade. Je zondigt, maar zegt in één adem er overheen: maar gelukkig, God vergeeft. Het gevaar dreigt, dat je geen enkele pijn voelt, geen ‘last’ hebt van je zonden. Dat je geen berouw voor God laat zien, geen strijd voert als Luther die Gods oordeel vreesde. Sterker nog, zegt Bonhoeffer, dan is het zelfs de vraag: wil je écht vrij worden van die zonde? Wil je wel echt kappen met dat zwakke punt in jouw leven? Of bouw je als je om vergeving bidt de mislukking alweer in: morgen gebeurt het weer…? En blijf je dus een onveranderd mens. Dat noemt Bonhoeffer goedkoop: vergeving zonder verandering. Dan wordt ons leven gladjes, het kost je niets, je lijdt geen pijn. Juist veranderen doet pijn: het oude loslaten, een nieuw leven beginnen. De opstanding van Jezus ondergaan: door echt een nieuwe mens te zijn.
Dat is wat Bonhoeffer kostbare genade noemt. Het is kostbaar, zegt hij, “omdat zij de mens het leven kost”; het is genade, “omdat ze hem pas zo het leven schenkt; kostbaar is ze, omdat ze de zonde verdoemt; genade, omdat ze de zondaar rechtvaardigt.” En “kostbaar is de genade bovenal daarom, omdat ze God veel gekost heeft’ (…) “en omdat voor ons niet goedkoop kan zijn, wat voor God duur is.”
In Romeinen 6 zie je wat dat betekent voor je alledaagse leven: de geboden van God gaan voor je leven! Niet als enge regels die ons onze zonde inprenten. Alsof je daarmee dichter bij God komt, door te doen wat God wil. Nee, maar als een prachtige weg, voor jou geplaveid (Ef. 2,10), die je met blijdschap wilt gaan. Als een nieuwe mens, totaal herboren, blij om te mogen leven als Christus.
Bonhoeffer wijst in dat verband op Luther. En dan zegt hij: je hoeft geen monnik te worden om zo te leven. Als we dat zeggen, maken we Jezus’ geboden tot iets uitzonderlijks, voor de ‘allerheiligsten’. In Luthers tijd gebeurde dat. Men stelde het zo voor: de heiligsten zijn maximaal gehoorzaam aan Gods geboden. Gewone mensen kunnen toe met minimale gehoorzaamheid. Maar, zegt Bonhoeffer, de navolging van Jezus is “niet de bijzondere, verdienstelijke prestatie van enkelen, maar goddelijk gebod aan alle christenen”. Met Paulus moeten we dus zeggen: God vraagt totale gehoorzaamheid aan zijn geboden. Niets meer, maar zeker niet minder.
Hoe kun je dat ooit, als gewone gelovige? Door eenvoudig te geloven, dat jouw eenheid met Jezus door zijn Geest je helpt. Daarom sluit Paulus hier af door te zeggen: als jouw oude ik gestorven is, geloof dat dan ook. “Laat de zonde dan ook niet langer over je heersen, maar denk aan jezelf als een levende, uit de dood opgestaan”! Want niet de zonde is meer de baas, Gods genade heerst over je. Jezus is je Heer, zijn Geest je nieuwe leven. Durf het dus aan om te zeggen: de zonde is dood, Jezus leeft in mij. Kostbare genade!
Amen.