Christen: met Christus’ Geest gezalfd – leerpreek over HC zondag 12
Deze preek werd gehouden in een ‘leerdienst’. De laatste tijd wekt een dergelijke aankondiging de verwachting dat er in de dienst meer interactie is, bijvoorbeeld in de vorm van de mogelijkheid om vragen te stellen. Dat is bij deze gelegenheid slechts zeer beperkt toegepast (zie de vraag in de inleiding). Toch kwamen er nadien enkele relevante reacties, die deels verhelderend zijn bij de preek, deels een stukje eigen reflectie of verwerking vormen. Onder de tekst van de preek vind je hiervan een korte weergave.
Ben jij een christen? Als puber vond ik het best ongemakkelijk, als ik dat moest zeggen. Je groeit ermee op, maar ben je dan automatisch een christen?
‘Christen’, dat vinden veel mensen gek. ‘Gristenen’, zeggen ze soms spottend: aparte mensen… Ben jij zo iemand? Laten we daar even over nadenken, aan de hand van de volgende vraag. Ben jij christen, of ben je christelijk? (2 minuten gesprekje met je linker-/rechterbuurman/-vrouw).
Deze weken in de leerdiensten aandacht voor het 2e deel van de Apost. Geloofsbelijdenis. Thema: God de Zoon – mijn redder; in 6 stappen (zie dia 2). Kort geleden stap 1: Jezus (en jouw zonden en wonden). Vanmiddag stap 2: Christus (en jij: christen).
Christen = met Christus’ Geest gezalfd
- De Geest die de Zoon zendt; 2. De Geest die door de Zoon gedragen wordt; 3. De Geest die door de Zoon gezonden wordt
1.
Het gaat vanm. over wat de naam Christus betekent. Al gauw kom je er dan achter: dat gaat eigenlijk over de Geest! Christus betekent: gezalfde. Denk aan David: een eenvoudige herdersjongen, op een dag zo maar koning gemaakt! Samuel giet olie over zijn hoofd, en vanaf die dag…
Nee, vanaf die dag is David nog geen koning. Vanaf die dag, lees je dan, is hij doordrongen van de Geest van de HEER (1 Sam. 16,13)! Een gewone schapenhoeder kan ook nooit zo maar ineens koning worden! Zalving laat zien: je mag niet zo maar koning worden, behalve als God je aanwijst (1). En: je kunt het ook niet zo maar, behalve als God je met zijn Geest vervult (2). Geest van wijsheid, liefde en kracht.
Dus eigenlijk denken we vanm. na over wat in de kerk heet ‘ambt’. Iedereen heeft gaven gekregen. De één om jongeren te onderwijzen, de ander om hulp te organiseren. En ga zo maar door, vele gaven, één gemeente. En: één Geest! Die mensen aanwijst voor een taak, en helpt die taak of roeping te vervullen.
Gods Geest is Gods ‘koerier’. De Geest is God die zendt, die uitzendt. Daarom speelt die Geest een heel belangrijke rol bij de komst van Gods Zoon op aarde. Als de engel bij Maria komt, zegt hij: De heilige Geest zal over je komen en de kracht van de Allerhoogste je als een schaduw bedekken. God zendt: God zendt zijn Zoon; door zijn Geest. De Geest: het zenden van God. Zo wordt er niet een gewone mens geboren: Het kind dat geboren wordt, zal heilig worden genoemd en Zoon van God (Luc. 1,35)! De Geest zorgt voor een unieke geboorte: God wordt mens!
Deze mens, Gods Zoon, is vanaf het prilste begin heel speciaal met Gods Geest gezalfd. Zo groeit hij in stilte op, totdat zijn missie echt gaat beginnen. We lazen dat in Luc. 3. Johannes is aan het dopen: mensen moeten hun leven omgooien, een nieuw begin maken. Je moet klaarstaan, als God komt, zo waarschuwt hij de mensen. Want: na mij komt iemand die meer vermag dan ik (…): hij zal jullie dopen met de heilige Geest en met vuur!
En dan ineens is hij er: die na hem komt, Gods Zoon! En ook hij wil zich laten dopen. De eerste mens zonder zonde, hij wil ook een nieuw leven leiden. Het leven zoals God het bedoeld had, het leven zoals God wil dat alle mensen leven. Zo daalt ook hij af in de Jordaan.
En dan gebeurt het; een stem uit de hemel wijst hem aan: zie, mijn Zoon! En de Geest daalt neer: God die zendt. Opnieuw die twee dingen: aanwijzen, kracht geven. Zodat iedereen nu weet: hij is de gezondene van God. En zodat hij zelf moed vat: God geeft mij deze opdracht, maar ook de kracht ervoor! Zo wijst God hem aan, zo maakt God hem sterk.
2.
God is een zendende God, door zijn Geest zendt hij zijn Zoon. Dat blijkt vervolgens als Jezus in de synagoge van Nazaret de profetie kiest van Jes. 61. Alsof het over hemzelf gaat (en het gaat ook over hem!), leest hij voor: ‘De Geest van de Heer rust op mij, want hij heeft mij gezalfd. Om aan armen het goede nieuws te brengen heeft hij mij gezonden, om aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken en aan blinden het herstel van hun zicht, om onderdrukten hun vrijheid te geven, om een genadejaar van de Heer uit te roepen.’
Wat zegt Jezus hiermee? Het is duidelijk dat de mensen in Nazaret de strekking daarvan bij lange na niet vatten. Ze roepen ‘amen, amen!’, en zijn verbaasd (“dat is toch de zoon van Jozef?”). Maar een paar tellen later willen ze hem de afgrond in duwen!
Wat gebeurt er, hoezo die plotselinge omslag? Altijd als de ware aard van Jezus aan het licht komt, gaan mensen in verzet. Toen, vandaag niet anders. Ik heb dat vaak gemerkt: als het gaat over wie Jezus echt is, voelen mensen dat ze voor een keus staan. Dan kun je er niet omheen, dan moet je kleur bekennen. En dat willen we niet. Dus hou je hem van je af.
Daarom vroeg ik juist: ben je christen, of christelijk? Een christen is iemand die Jezus erkent als de Zoon van God. Dat is een keus, dan wordt alles anders in je leven. Christelijk zijn zo veel mensen, zelfs mensen die niet eens bij een kerk horen. Ze leven wel een beetje christelijk, zeggen dat ze ‘gelovig’ zijn misschien zelfs. Maar erken je Jezus echt als degene in wie Gods plan voor de mensheid zich concentreert? Dan laat dat je niet koud! Dan maak je een echte keus! Dan gebeurt er iets met je. Dan word je een ander iemand. Geloven is niet maar een beetje leven volgens een christelijke moraal. Zelfs niet bij de kerk horen, vaste prik naar de kerk gaan. Nee, geloven is verbonden zijn met Gods Zoon, één zijn met hem. Hier zegt Jezus: ik ben diegene, over wie Jesaja sprak. Ik ben in eigen persoon de vervulling van Gods plan. God die zendt, zendt mij. Om een nieuwe wereld te scheppen: blinden zien, gevangenen komen vrij. Mensen krijgen deel aan het genadejaar, het jubeljaar van de Heer. De nieuwe wereld die God begint, die begint met mij.
Christus, dat betekent gezalfde. Door God gezonden, door God aangewezen, door God vervuld. Wie hem kent en aanvaardt, begint zelf ook een nieuw leven. In Nazaret zie je de grote ontkenning: hij is toch de zoon van Jozef?! Maar de vervulling van Gods plan van eeuwen?! Dat bestaat niet, en dus duwen ze hem de stad uit, de afgrond in. Weg met hem!
Dat is de keus. Wat doe jij? Als je avondmaal viert, zeg je iets anders: Heer, hier ben ik, zalf mij. Geef ook mij dat nieuwe leven, open mijn ogen, bevrijd mij uit mijn gevangenis. Ik wil een echte Christus-mens zijn, christen!
3.
Christus: door de Geest gezalfde, gezondene. En die Geest geeft hij nu weer door. We komen aan het eind van zijn loopbaan op aarde, direct na zijn opstanding. En weer zien we in zijn laatste ogenblikken op aarde de Geest, God die zendt. Jezus legt de bijbelse Geschriften uit aan zijn apostelen: ‘Er staat geschreven dat de messias (gezalfde) zal lijden en sterven, (en) op de derde dag zal opstaan (…). Maar er komt nog iets: dat in zijn naam alle volken opgeroepen zullen worden om tot inkeer te komen!
De leerlingen worden apostelen, uitgezondenen: Jullie zullen hiervan getuigenis afleggen! En dus zegt Jezus, en dat is de erfenis die hij hun meegeeft: Ik zal ervoor zorgen dat de belofte van mijn Vader aan jullie wordt ingelost. Blijf in de stad tot jullie met kracht uit de hemel zijn bekleed! Jezus, de gezondene van de Vader, zendt op zijn beurt zijn apostelen uit.
Ontvang mijn Geest, Heilige Geest, Hij zal u leiden, weest niet bevreesd! (…) Gelijk Mij de Vader zond, zend Ik ook u!
De apostelen werden gezonden, wereldwijd werden gemeenten gesticht. Nu zijn wij aan de beurt. Ben jij een christen? Dan ben je dus een gezondene. Een mens door God aangewezen met een opdracht. En begaafd, door God gezegend met kracht, zijn Geest.
Koning, profeet en priester ben je dan, zo legt de HC het uit (in navolging van Calvijn). En dat is mooi, want dat zijn in de Bijbel drie ambten die God vertegenwoordigen. Bemiddelaars tussen God en mensen. Namens God regeren ze, spreken ze, verzoenen ze. Mensen moeten in hen God zelf zien.
Dus als ik vraag, of jij een christen bent, gaat het daarom: vertegenwoordig jij God op aarde? Hij zendt jou, de mensen zien God in jou. Of niet? Ben je christen, of christelijk? Die vraag is niet bedoeld om je onzeker te maken. Wel om je bewust te maken: je bent een gezondene. En om verlangen bij je op te roepen: wil jij graag zo iemand zijn?!
God wijst jou aan, en geeft je kracht. Aan jou de keus!
Amen.
Korte weergave van interactie achteraf
1.
De vraag in het begin (“ben je christen of ben je christelijk”) wekte bij sommigen enige verwarring. Voor vaste kerkgangers kan het een vraag zijn, die je wat op het verkeerde been zet: hoezo, wat is het verschil dan?; en is het niet zonder meer vanzelfsprekend dat we allemaal christen zijn, zeker als er een link gelegd wordt met de viering van het avondmaal?
Dit vind ik een mooie reactie, die me de gelegenheid geeft hier nog iets meer van te zeggen. Deze vraag beoogde precies dat men even aan het denken werd gezet: wat is dan het verschil, tussen ‘christen’ en ‘christelijk’? Dat je er even bewust van wordt gemaakt wat je bent. Want vanzelfsprekend is het totaal niet! Met de opmerking dat ik als puber een ongemakkelijk gevoel kreeg bij die benaming wilde ik aandacht vragen voor hoe moeilijk het is voor jongeren die opgroeien in een postchristelijke samenleving om zich zo te noemen. Hoezo ‘vanzelfsprekend’? Voor hen is het dat in ieder geval zeker niet. Op catechisatie zie je ze ermee worstelen: ik ben ermee opgevoed en -gegroeid, ja, maar ben ik het dan ook? Ik zie zoveel mensen om me heen, die ook best ‘christelijk’ leven: ze zijn vriendelijk, respectvol, dienstbaar, etc. Precies dat is het nu juist: ‘christelijk’ zijn er zo veel, als je naar hun gedrag of houding kijkt! Zijn ze daarmee ook echte christenen? Nee dus: want dan ben je door je geloof verbonden met Christus. Voor velen (en niet alleen jongeren die opgroeien) nog altijd iets waarover ze soms kunnen twijfelen en waarin ze nog op zoek zijn! Daarom dus goed om dit even zo als nadenkertje en opening aan te reiken.
2.
Aan het begin van het 1e deel van de preek wordt al meteen ‘gesteld’ dat het bij de naam Christus over de heilige Geest gaat. Die overgang is wat abrupt, en behoeft iets meer uitleg.
Ik ben blij met die reactie, omdat ik daardoor merk dat sommige overgangen te snel kunnen gaan. In dit geval veronderstelde ik misschien te makkelijk, dat iedereen onmiddellijk begrijpt dat dit klopt: bij de naam Christus gaat het over zalving en ‘dus’ over de Geest. Die verbinding reikt de Catechismus ons ook zonder meer aan (“door de heilige Geest gezalfd tot…”). Mogelijk kan deze overgang iets vloeiender verlopen met enige extra uitleg.
3.
De Geest zorgt voor een unieke geboorte: God wordt mens. Ook dit is blijkbaar niet door ieder direct begrepen.
Ik vond het een prachtige verbinding, aangereikt onder andere door het prachtige boek Goed Gelovig: de vier Bijbelgedeelten uit Lucas. Luc. 1: de menswording van God(s Zoon) door de Geest, die als een schaduw van de Allerhoogste over Maria komt en bij haar het nieuwe Goddelijke leven wekt; Luc. 3: de Vader die Jezus aanwijst en de Geest die hem zalft/kracht geeft; Luc. 4: Jezus die de profetie van Jesaja 61 (“Ik ben gezalfd met de Geest”) op zichzelf betrekt; Luc. 24: Jezus die na zijn opstanding zijn apostelen de wereld in zendt en hen daarbij de kracht van de Geest toezegt. De Geest is het zenden van God, God die zendt: zijn Zoon, zijn apostelen, zijn kerk. God wordt mens in zijn Zoon, door zijn Geest. God stuurt zijn Zoon, door zijn Geest. God geeft zijn apostelen en kerk een missie in de wereld, door zijn Geest.
4.
Maar mag je die opdracht aan de apostelen wel doortrekken naar en toepassen op de kerk van nu? Is het niet wat kort door de bocht om te zeggen: nu zijn wij ‘aan de beurt’. Waarmee aan de beurt dan?
Het is inderdaad goed om bij het lezen en de uitleg van een Bijbelgedeelte allereerst te kijken naar: tegen wie wordt dit (allereerst) gezegd, in welke situatie, etc. M.a.w.: de historische context in rekening brengen, voordat je zo maar een =-teken zet met ons hier en nu. Deze opdracht is allereerst gericht tot de apostelen. Het is vooral J. van Bruggen die hierop wees (en wijst), ook in de serie Commentaar op het Nieuwe Testament 3. Maar tegelijk is het inzicht gegroeid, dat dit niet betekent dat je deze woorden dus a.h.w. moet of kunt ‘opsluiten’ in de historische context. De opdracht aan de apostelen geldt in afgeleide of indirecte zin voor de kerk na de apostelen. Zoals ook de zalving van Gods Zoon afstraalt op ons als we door geloof met hem verbonden zijn (zie de uitleg van de Heidelbergse Catechismus!). Om met het beeld van Psalm 133 te spreken: “Als olie die Aärons hoofd besproeide en langs zijn baard en mantel nedervloeide…” (berijming): zo is Christus ons ‘hoofd’ met olie (de Geest) gezalfd en delen wij (zijn ‘baard en mantel’, zijn lichaam) in zijn zalving door geloof.
5.
Betekent dat dan, dat we allemaal moeten ‘evangeliseren’?
Met opzet heb ik die woordkeus vermeden, omdat ‘evangeliseren’ zo’n verengend begrip is. In de beleving van velen ziet men dan van die mensen voor zich, die huis aan huis en op straat lopen te ‘leuren’ met blaadjes die oproepen tot bekering bevatten en dat Jezus het antwoord is op alle vragen, en dat soort beelden. Ik vind dat een treurig idee van wat christen en kerk zijn betekent: een soort betweterige opdringerigheid vanuit de naïeve veronderstelling dat dat mensen tot God en Jezus zou kunnen brengen.
Nee, niet voor niets stel ik aan het eind van de preek: in het Oude Testament ging het bij zalving om de drie ‘ambten’ die Calvijn noemt, profeet, priester, koning. Alle drie God vertegenwoordigende ambten! Al in het Oude Testament wordt heel Gods volk een volk van ‘koninklijke priesters’ genoemd, een God vertegenwoordigend volk (Exodus 19,6)! Er zijn bijzondere ambtsdragers, maar nooit om daarmee de priesterlijke (en profetische etc.) taak van het volk over te nemen. In het Nieuwe Testament wordt dit nog duidelijker verwoord (1 Petrus 2,9). Gods volk, de kerk, is Gods ambassadeur op aarde. En zoals Gods Zoon door zijn zalving met de Geest middelaar is tussen God en mensen, zo is Gods volk en kerk ‘bemiddelaar’ tussen God en mensen. Voor de wereld, waarin nog maar weinigen de Bijbel lezen en kennen, zijn wij hun Bijbel (2 Korinthiërs 3, 2-3).
Dit vereenzelvigen met ‘evangeliseren’ zou ik een verenging vinden. En dat is zeker niet mijn boodschap en bedoeling geweest. Zoals Israël Gods nieuwe begin was voor het oog van de volken, zo is de kerk en zijn wij als christenen zijn presentie in deze donkere en gewelddadige wereld, om door Christus’ liefde levend het verschil te maken en zijn licht te doen schijnen.
6.
Wekt het slot van de preek niet de indruk, dat er iets ‘voorwaardelijks’ wordt ingebracht, zodat het evangelie van genade alleen onvoldoende doorklinkt?
Deze vraag kan ik me best voorstellen. Toch heb ik bewust gezocht naar balans tussen wat wij in Christus en door geloof zijn (wij zijn met de Geest gezalfd) en wat vanuit dat zijn onze roeping of opdracht is. Dat laatste bevat inderdaad iets confronterends: ga na bij jezelf in hoeverre je aan jouw hoge positie (dat wat je in Christus bent) ook werkelijk beantwoordt. Ik vond dat een verantwoorde confrontatie, omdat de troost van het evangelie tegelijk wordt vastgehouden. Als iemand dat anders ervaart, zou je jezelf de vraag kunnen stellen: wat maakt dat je dit als ‘voorwaardelijk’ ervaart, als iets waaraan je zou moeten voldoen? Dat is zeker niet mijn intentie geweest, maar deze reactie helpt me wel om na te gaan in hoeverre ik deze indruk mogelijk toch door de woordkeus heb opgeroepen.
Al met al vond ik het de moeite waard om deze reacties en reflectie achter deze preek te zetten. Zo verrijken we elkaar en verwerken we het evangelie, door de werking van Gods Geest!