Er bestaat maar één gemeenschap van christenen – Preek over 1 Korinthiers. 12,13 (Week van Gebed 2014)
Deze week was de Week van Gebed. Christenen komen samen om te bidden. Wat is het bijzonder dat verschillen tussen kerken dan even wegvallen! Daar ben ik dankbaar voor. 1.1 Heel bijzonder om te ontdekken dat er meer is wat ons samenbindt dan wat ons scheidt! Daar kan ik echt van genieten, helemaal in deze tijd! Wat is er mooier dan dat, in een tijd waarin kerken leeglopen! En het gros van de mensen steeds verder van God vervreemd raakt!
Deze week maakte ik ook de eerste kennismaking mee voor de komende synode. Het wordt een spannende uitdaging. Staan tussen ‘gereformeerd blijven’ en ‘vrouwelijke ambtsdragers’. Moeten we ervoor zorgen dat we allemaal bij elkaar blijven? Of juist zorgen, dat de kerk weer inspireert, ook voor mensen onder de 40? Vorig jaar werd een onderzoek gepubliceerd, gedaan onder jongeren van 20+. De conclusie: bij de achterdeur van de kerk staan de twintigers. Mensen verlaten de kerk: de één verontrust, de ander gefrustreerd; hoe hou je elkaar vast?
Hoe blijven we verbonden? Die vraag stelt ook Hans Schaeffer deze week in een Reformatieartikel. Hij begint met een verhaal uit Het wonder van Maartensdijk leeft verder. Geschreven door journalist en presentator Leo Fijen. Het gaat over een vrouw, die na de aanslagen van Nine Eleven een kerk binnenstapt. Daar hoort ze een koor zingen en ze wordt geraakt. Vanaf die dag blijft ze komen, ze gaat meezingen, en zo hoort ze God die zegt: kom bij mij! Anderhalf jaar later wordt ze gedoopt. Zo’n verhaal raakt me, vooral als je haar hoort zeggen: God heeft mij gevonden! Mede met dit verhaal maakt Fijen duidelijk dat het gaat om twee polen: openheid en identiteit. Duidelijk zijn over waar je voor staat, en tegelijk: niemand bij voorbaat buitensluiten. Daarmee verwoordt hij een bijbelse gedachte. Zo kwam ik deze week uit bij I Kor. 12,13: 3
Wie Christus toebehoren, zijn samen één lichaam. Dan sluit je niemand buiten (open), dan ben je één in hem (duidelijk).
1. We zijn één lichaam, zegt Paulus. Daardoor vallen verschillen weg. In Jezus verbonden speelt je afkomst of achtergrond geen enkele rol meer. Of je nu uit het Joodse volk of uit een ander volk afkomstig bent. Weet je wat zo’n uitspraak voor Paulus betekend moet hebben? Joden en niet-Joden, dat was water en vuur! Als Petrus de Romein Cornelius doopt, krijgt hij alle apostelen over zich heen. Hoe heb je dat kunnen doen: het huis van een onbesneden heiden binnengaan!
Kun je nagaan hoeveel weerstand ze moesten overwinnen. Dat ook heidenen voortaan bij God mochten horen! Paulus die zegt, je achtergrond valt in Jezus weg, dat is een complete aardverschuiving! Net zo’n aardschok als in die Griekse samenleving, voor slaven en vrijen. Slaven hadden geen rechten, voor rijken waren ze niet meer dan werkezels. Maar nu ze Jezus hebben leren kennen, zitten slaven en heren aan één avondmaalstafel! Een complete revolutie! In Gods gemeente is iedereen gelijk! In Gods kerk is ieders bijdrage even waardevol. Uit welk volk of welke cultuur je ook komt, je hoort er bij! En van welk geloof je ook was, iedereen is welkom.
Daar moest ik aan denken deze week bij die Week van Gebed: hoe uniek is dit! Prachtig om te zien, dat gelovigen uit zulke verschillende tradities samen God aanbidden. Even is mogelijk wat vaak onmogelijk lijkt. Waarom kan in de Week van Gebed wel wat de rest van het jaar niet kan? Dan zitten we weer allemaal in onze eigen kerk. De rest van het jaar gaan we weer gescheiden wegen. Het lijkt erop, dat we dat maar liever zo houden: iedereen zijn eigen club… Waarom kan dat niet: allemaal in één keer samen? Waarom heffen we onze kerk niet op en maken we niet samen in Alphen één grote kerk? Van alle christenen bij elkaar?
2. Paulus zegt hier nog iets: “Wij allen zijn gedoopt in één Geest”. Dopen is onderdompelen: de Geest dus voorgesteld als een vijver, waarin je kopje onder gaat. Als gelovige ben je gedoopt in de Geest van God. Daardoor, zegt hij, zijn we één lichaam geworden. Letterlijk staat er: we zijn gedoopt tot één lichaam. We zijn allemaal ‘aan elkaar gedoopt’. Zoals je de stukken van een gebroken vaas aan elkaar lijmt, of stukken staal aan elkaar last: de Geest smelt ons tot één geheel.
Dat dit hier zo staat, is leerzaam voor ons: in onze tijd waarin je ieder je eigen geloof hebt. Vroeger kon je zeggen, dat je samen hetzelfde deed, dacht, geloofde. Nu willen we dat niet meer, je wilt je eigen keus hebben. Hoe kun je dan nog bij elkaar horen, één geheel vormen? Door de Geest! Die voegt ons samen. Die maakt dat al die verschillen toch een eenheid vormen.
Dat zie je ook aan het woord doordrenkt. Als een spons: doe je die in een emmer water, dan zuigt hij zich vol. Zo zijn die zo verschillende mensen allemaal doordrenkt van de Geest. En wat gebeurt er dan? Paulus heeft dat eerder in dit hoofdstuk zo gezegd. Als iemand zegt “Jezus is Heer”, dan kun je dat alleen zeggen door de Geest. Dat doet die Geest dus: hij maakt dat je in Jezus gelooft, Jezus belijdt.
Dat is dus de eenheid van al die mensen, de eenheid van de kerk. Eenheid is niet allereerst dat je lid bent van dezelfde kerk. Eenheid begint bij Jezus, eenheid is er door de Geest. Dat is denk ik slikken voor sommigen: je hebt altijd geleerd, we moeten kerkelijk één zijn! Dat was altijd een sterke overtuiging bij ons, misschien wel onze kracht. Nu redden we het daar niet meer mee. Hoe kun je open staan voor anderen en tegelijk die kracht meenemen? Alleen als je heel nadrukkelijk zegt: eenheid in Christus is geen vrijblijvende eenheid!
Deze week kwamen heel verschillende christenen uit heel verschillende kerken samen. Samen gingen ze bidden, zingen, naar Gods woord luisteren. Dat is prachtig, bemoedigend. Maar bedenk ook dit: dat dit kan, is alleen omdat je daarna weer uit elkaar gaat! Het kan alleen omdat je daarna weer in je eigen kerk zit. En daar moet het beginnen. De eenheid die hier bedoeld is, is eenheid in Christus.
Dan wordt het wel degelijk ook belangrijk wát je gelooft. Daarom: openheid is mooi, maar kan niet zonder duidelijkheid. We staan open voor iedereen. Tegelijk moet je elkaar dan ook aanspreken op dat geloof. Geloven we samen echt in Jezus? Willen we echt hem als Heer erkennen? En dus naar zijn Woord luisteren, zijn geboden gehoorzamen? Jezus zelf zegt het zo: mijn schapen volgen mij, omdat ze mijn stem kennen. Er zijn veel verschillen, tussen kerken en christenen. Hoe komen we samen: alleen als we allemaal echt naar Christus willen luisteren.
Dat is echt het enige wat helpt bij al die verschillen ook binnen de kerk! Heel wat mensen zijn verontrust: gaan we niet uit elkaar vallen? Dat zou best kunnen: misschien gaan we ooit op in een groter verband. Maar de grote en spannende vraag is: kan dat dan alleen als je maar water bij de wijn doet? Als je allerlei waarheden van de Bijbel maar wat minder belangrijk gaat vinden? Dat is nu precies waar zoveel mensen bezorgd over zijn: blijven we nog wel gereformeerd? Toch vraag ik: wat is dat dan? Dan wil ik jullie even meenemen naar wat Jezus zegt tegen de Schriftgeleerden, Joh. 5. “Jullie bestuderen de Bijbel (zegt hij) omdat je daarin eeuwig leven zoekt. Nu sta ik voor jullie, het mensgeworden Woord, en je wilt mij niet aannemen en leven ontvangen” (Joh. 5, 39-40)! Hier zie je aan: ware leer is nog geen garantie voor waar geloof. Ware leer kan ook dood geloof zijn, ‘dode orthodoxie’ heet dat. De Schriftgeleerden hadden een ware leer, maar een dood geloof. Ze hadden eerbied voor het Boek van de Heer, maar erkenden niet de Heer van het Boek! De Bijbel is het boek van de Heer, het boek dat over hem gaat. Dát geeft de Bijbel gezag, niet maar geloof in ‘inspiratie van kaft tot kaft’! Achter dat boek staat hijzelf, via zijn Woord moet je hemzelf gaan ontmoeten. En dat kan alleen door een wonder van God zelf: het werk dus van zijn Geest. Dan ga je die Heer van het Boek kennen.
Hoe blijven we bij elkaar? Alleen als we eenheid zoeken in hem, onze Heer. Dus ja, kerkinstituten zijn minder belangrijk geworden. Het ware geloof in Christus des te meer. En daar moet je elkaar inderdaad allereerst in je eigen gemeente op aanspreken. Paulus heeft het hier niet over een vrijblijvend soort eenheid, over kerkmuren heen. Hij heeft het over elkaar tot hand en voet zijn. Hij heeft het over samen het ware geloof belijden. En dat doe je allereerst in een gemeente. Het lichaam van Christus, dat is niet een vaag onzichtbaar iets. Dat is niet alleen een geestelijk verbonden zijn met alle christenen in alle kerken. Dat is het ook. Maar zodra je die eenheid ziet, neem je er geen genoegen meer mee dat je aparte wegen gaat. Dan wil je meer: elkaar ook echt ontmoeten, niet alleen maar in een Week van Gebed. Elkaar aanspreken op het Woord van Jezus. Zo zou ik graag met Baptisten praten, niet over de doop maar over hoe je het O.T. leest. En met RK-mensen: niet over de mis, maar over het priesterschap van alle gelovigen. Als je Jezus bij de ander herkent, wil je samen zijn, echt samen. Om het geloof in Jezus te delen, elkaar daarin te versterken. Samen te genieten van Gods liefde.
Dat is de spanning tussen openheid en duidelijkheid. Openheid is: iedereen hoort er bij. Duidelijkheid is: je roept ieder die van Christus is op hem echt te volgen, naar zijn Woord. Samen behoren wij toe aan Christus!
Amen