(On)Verbondenheid
Onderstaand artikel is de tekst van een openingswoord gesproken tijdens een gezamenlijke gemeenteavond van de GKv Alphen aan den Rijn en de NGK in dezelfde plaats, op 1 oktober 2015. Deze avond was de ‘aftrap’ voor ons gezamenlijke jaarprogramma rond het boekje “Samen Eén (omgaan met verschillen in de kerk)”, een gemeenteschets.
Onverbondenheid
In ons kerkblaadje De Schakel schreef ik iets over onverbondenheid. Er kwamen verschillende reacties op, zowel positieve als reacties waaruit bleek dat het woord onverbondenheid tot enig misverstand had geleid. Het leek me goed om hier bij deze gelegenheid nog wat op voort t3e borduren.
Enige jaren geleden gebruikte dr. Gerrit Glas, psychiater en filosoof, deze term in een lezing. Met dat woord onverbondenheid typeert hij het levensgevoel van onze tijd. In de huidige cultuur, ook wel post- of laatmoderne samenleving genoemd, verbrokkelen de oude verbanden. Het woord onverbondenheid is niet zozeer een oordeel, maar meer een woord om de werkelijkheid van onze tijd te beschrijven. M.a.w.: het is een verschijnsel. Het is het belevingsklimaat waarin wij allemaal leven, we zijn dus allemaal (meer of minder) ‘onverbonden’.
Wat is het dan? De grote verhalen en grote verbanden voldoen niet meer. In de Gereformeerde Kerken (‘vrijgemaakt’) hadden we bijv. ooit zo’n ‘groot verhaal’ over de kerk. We spraken normatief-stellig over ‘kerkelijke eenheid’. Dat hield in, dat er volgens de belijdenis één ware kerk is en slechts kan zijn, en dat alle christenen zich in die ene kerk moeten verenigen. Toen ik theologie studeerde, zo’n 35 jaar geleden, was dat al op zijn retour en werd er, zeker onder mijn studiegenoten, al lang niet meer zo stellig gesproken. Maar die gedachte was in de kerken zeker nog wel aanwezig, zodat er altijd een bepaalde lading zat in ons spreken over de kerk en kerkelijke eenheid.
Onverbondenheid of individualisering betekent in dit verband, dat we dat hebben losgelaten. De spannende vraag is: wat komt ervoor in de plaats? En het antwoord is: ons eigen ik. Zeker, christenen zeggen zich te laten inspireren door Gods Geest en Woord, maar toch is dat vooral in zo ver dat overeenkomt met ons eigen ik of zelf. Er is geen samenhangend en samenbindend geheel meer dat ons bij elkaar houdt.
Voor sommigen zal dit alarmerend klinken. Misschien heb je de neiging het te ontkennen. Dat is onze angst: we zijn bang dat dan al je zekerheden gaan schuiven, dat je het houvast verliest. Maar hier kunnen we niet omheen. Je ziet het ook in onze levensstijl en ethische keuzes. Er was een tijd, waarin we allemaal in grote lijnen hetzelfde geloofden, en op dezelfde manier ons leven inrichtten. Nu maken we onze eigen keuzes en willen we elkaar daarin vooral ook vrij laten.
Maar in een cultuur van onverbondenheid wordt vrij laten al gauw vrijblijvendheid. Omdat een omvattend kader ontbreekt, voel je geen grond meer om elkaar op keuzes aan te spreken. Iemand gaat scheiden en heeft al een nieuwe relatie, terwijl de scheiding nog niet eens rond is. Maar hem/haar daarop aanspreken? We kijken wel uit! Hetzelfde met kerkbezoek: of je wel of niet naar de kerk gaat, is niet altijd meer zo vanzelfsprekend. Het sterkst zie je dat bij middagdiensten (als die er nog zijn): wegblijven vinden we geen issue meer, maar elkaar erop aanspreken, dat doe je ook niet. Hetzelfde geldt van het bezoeken van andere kerken dan je eigen: we vinden het vrij normaal. Maar opnieuw, we spreken elkaar er nauwelijks op aan.
Ik zeg niet, dat we terug moeten naar de sfeer van vroeger, die vaak als rigide en veroordelend is ervaren, en waarin we elkaar nauwelijks ruimte lieten. Maar nu lijkt het erop, dat we elkaar loslaten, en echt gesprek erover uit de weg gaan.
Samen één
Hoe kun je hierin nu een goede weg vinden? Daarvoor is ons thema een prima benadering. De ondertitel van dit boekje (“Samen Eén”) is immers: “Omgaan met verschillen in de kerk”. Dat ‘samen één’ is dus niet meer een van boven opgelegde of collectieve waarheid, maar een innerlijk ervaren verbondenheid. En die vinden we uitsluitend in Jezus Christus.
Nu kan ook dat zo maar een nietszeggende uitspraak zijn: “wij zijn één in Christus”. Maar ook daarbij moeten we doorvragen: wat is die eenheid dan? In het Woord Vooraf wordt gezegd: “We herinneren ons (…) dat de Heer Jezus (…) Zijn volgelingen (…) als familie aanspreekt. Gelovigen zijn broers en zussen van elkaar.” Maar, zegt de schrijfster, het beeld van een familie roept bij ons verschillende gevoelens op. Voor de één is dat een hechte en veilige gemeenschap, voor de ander zijn er soms minder positieve ervaringen mee verbonden. Familie, daar moet je het mee doen, familie kies je niet uit en is dus niet vanzelfsprekend altijd een veilige omgeving. En dus, zeggen de schrijvers, is zo’n gemeenteproject rond een thema als dit nodig. Het doel is te pogen samen wat dieper te komen in de manier waarop we verbonden zijn.
Daarom moeten we oppassen met een té positieve manier van spreken over de gemeente. Dat kan je verhinderen om die onverbondenheid te onderkennen. Dan zeggen we wel mooie woorden over onze kerk, maar bevragen elkaar te weinig op hoe je Christus nu echt volgt. Ik pleit dus niet voor een negatieve beleving van ons gemeente zijn, wel voor een eerlijke, realistische houding.
Alleen als we elkaar echt in Christus ontmoeten en aanspreken, groeit verbondenheid. Ik hoop dat we als gemeenten zo met dit boekje aan de slag gaan. Dat kan door in de kleine groepen enkele malen een thema uit dit boekje te bespreken met elkaar. Verder willen we de thema’s in de diensten terug laten komen, met verwerkingsmateriaal voor preekverwerking in groepen. Ik hoop en bid, dat er zo door Gods Geest steeds meer en diepere verbinding groeit, met elkaar als broeders en zusters van dezelfde familie.
Familie
Marcus 3, 31-35 lezen we het volgende
“Intussen waren Jezus’ moeder en broers aangekomen. Ze stuurden iemand naar binnen om hem te halen. Zelf bleven ze buiten wachten. Er zat een groot aantal mensen om hem heen, en die zeiden tegen hem: ‘Uw moeder en uw broers staan buiten en zoeken u.’ Hij antwoordde: ‘Wie zijn mijn moeder en mijn broers?’ Hij keek de mensen aan die in een kring om hem heen zaten en zei: ‘Jullie zijn mijn moeder en mijn broers. Want iedereen die de wil van God doet, die is mijn broer en zuster en moeder.’ ”
Ook Jezus lijkt wat afstand te nemen van ‘familie’. Zijn moeder en broers laat hij buiten staan. Maar binnen zijn zijn volgelingen. Zij zijn mijn familie, zegt hij. Wie Gods wil doet, is een volgeling van Jezus. Wie Gods liefde leeft, hoort bij zijn familie. Dit gaat niet over de kerk, dit gaat over alle mensen die Jezus volgen. Die mensen horen allemaal bij elkaar, zijn een nieuw soort familie.
En familie, die zoek je niet, die krijg je, die heb je. God heeft ons bij elkaar gebracht. Komen we samen in gesprek rondom zijn Woord en wordt dat onze bron en leidraad, dan ontstaat een nieuwe verbinding. In een wereld en cultuur van onverbondenheid. Dit overstijgt jouw eigen ik, jouw individuele behoeften, ideeën en idealen. “Heer, maak ons één, u brengt ons tezamen, wij eren en aanbidden u”.