God die van gedachten verandert? – Preek over Jona 3,10
Tweede preek gehouden in de Adventsserie met het thema “Gegrepen door Gods liefde”, december 2017.
Heb jij wel eens spijt? Spijt als haren op je hoofd? Van iets wat je gezegd hebt, of gepost op fb, van een berichtje dat je stuurde? O, kon ik het maar terughalen, het ongedaan maken. Maar het is gebeurd, het kwaad is geschied. Je hebt een vriend of vriendin gekwetst. Je was boos, nu heb je spijt. Nu wil hij/zij niet meer met je omgaan. Spijt hebben we allemaal wel eens. Altijd komt dat door iets stoms wat je gedaan of gezegd hebt. Iets doms wat je niet meer terug kunt draaien.
Hoe zit dat bij God: kan Gód ergens spijt van hebben? Nee, dat kan niet: God doet toch nooit iets stoms? Zegt hij ooit iets wat helemaal verkeerd uitpakt? Toch lezen we dat wel in dit verhaal, van Jona 3: God krijgt ‘berouw’ over wat hij had gezegd. Er staat dat God ‘terug kwam’ op wat hij gezegd had te zullen doen. Maar letterlijk staat er: hij ‘betreurde’ het; ‘had berouw’ (NBG ’51). Hoe kan dat? Verandert God van gedachten?! Maar hij weet toch wat hij van plan is? Hij doet toch altijd wat hij zegt?
Om te beginnen is er een levensgroot verschil tussen spijt en berouw. Spijt is echt iets menselijks. Je kunt je wel je haren uit je kop trekken van schaamte. Je hebt iets heel doms gedaan, nu zit je met de gebakken peren. Dat is precies wat spijt is: je hebt jezelf in de nesten gewerkt. Je loopt tegen je eigen fouten aan. Berouw is iets anders; dat heeft te maken met een relatie. Je voelt pijn. Niet omdat je zelf in de problemen gekomen bent. Nee, omdat je die ander zeer gedaan hebt. Omdat je er last van hebt dat je iemand anders gekwetst hebt. Berouw is eigenlijk dat je daar niet mee kunt leven. Je erként dat je die ander in zijn eer hebt aangetast. En wilt niets liever dan het weer goed maken. Berouw is verdriet, er zit het woord ‘rouw’ in. Je ‘rouwt’ omdat die relatie verstoord is, met een mens, met God.
Gods berouw is dus ook verdriet. Dat zie je heel duidelijk in de manier waarop de Bijbel over Gods berouw spreekt. Je leest hier: Toen God zag dat zij inderdaad anders begonnen te leven, kwam hij terug op wat hij gedreigd had hun aan te doen, en hij deed het niet. Wat geweldig! God zit niet gevangen in zijn eigen woorden en plannen. Nee, hij reageert, hij komt erop terug, als hij ziet wat mensen doen. Want wat doen die mensen: ze doen boete.
Is dat geen wonder?! Jona had een pure onheilstijding gebracht: de stad wordt omgekeerd! Niet bepaald goed nieuws, niet wat we noemen ‘evangelie’. Nee, aankondiging van Gods straf, Gods oordeel. Hoe is het mogelijk, dat de mensen zo reageren, op een onheilsboodschap?! Ze schrikken, zijn er kapot van, trekken rouwkleding aan: mens, en zelfs dier. Is dit maar bijgeloof, van mensen in minder verlichte tijden? Bang als ze waren voor goden en geestelijke krachten en machten?
Nee, er staat in vers 5: de inwoners van Nineve geloofden God! Daar staat een woord voor geloven dat betekent: ze vertrouwden op hem. Het Hebreeuwse woord ‘aman, dat wij nog steeds kennen in ons woord amen. Heidenen gaan geloven in God! Een massale volksbekering, in de duistere tijden van het Oude Testament! Jona leert een flinke les: Gods liefde is niet alleen voor Israël, God heeft de wereld lief! Dus achter die onheilsboodschap van God zit juist zijn liefde! Voor alle mensen, voor de hele wereld, zelfs heidense afgodendienaars! Jona voelde dat aan: God wil die mensen waarschuwen. Met maar één doel: dat ze zich omkeren, breken met hun zonden, en zo gered worden! En Jona kan zich daar niet in vinden, in zoveel liefde van God. Hij moet er toch aan geloven: Gods Geest brengt een hele stad tot boete en berouw!
En daar reageert God dus op. Dat die mensen zich in zak en as hullen, dat raakt hem! God is niet een onbewogen ding, zoals de Griekse filosofen bedachten. Die gedachte, van een ‘onbewogen beweger’ heeft veel invloed gehad op ons Godsbeeld. Een onveranderlijke God is een onbewogen God. Maar God is geen abstract ding, hij is een bewogen persoon. Met een kloppend hart, vol liefde, vol passie, vol emotie.
Dat is wat de Bijbel telkens laat zien, als het over dat berouw van God gaat. In Genesis 6,6 lees je: Het berouwde de HERE, dat Hij de mens op aarde gemaakt had, en het smartte Hem in zijn hart (NBG ’51). De opstap naar de zondvloed: als God de hele aarde gaat verwoesten in zijn toorn. Net zoiets lees je in 1 Samuel 15,11: Het berouwt Mij, dat Ik Saul tot koning heb aangesteld (NBG ’51; NBV: ‘ik betreur’). Beide voorbeelden gaan over Gods verdriet!
Maar is dat bij Ninevé dan niet anders: zou je dan niet verwachten dat hij blij is? Maar nee, ook dan is het een soort verdriet wat hem beweegt. Verdriet om zijn eigen ‘kwaad’, zijn kwaadheid. Of je zou kunnen zeggen: huilen en lachen door elkaar.
Hoe dan ook, we zien een God die bewogen is, die om mensen geeft. Net als toen God de Israëlieten wilde verlaten; na hun zonde met het gouden kalf (Exodus 32). Dan gaat Mozes bidden en smeken voor Gods volk. Hij zegt: Wilt u uw toorn laten woeden tegen uw eigen volk, HEER? Wilt u dat de Egyptenaren zeggen: “Hij heeft hen bevrijd om hen in het ongeluk te storten?” (…) Denk toch aan uw dienaren Abraham, Isaak en Israël, aan wie u (…) de belofte hebt gedaan: “Ik zal jullie zo veel nakomelingen geven als er sterren aan de hemel zijn”. En dan verandert God zijn plan! De HERE kreeg berouw over het kwaad, dat Hij gezegd had zijn volk te zullen aandoen (Exodus 32,14 NBG ’51).
Zoals God reageerde op de bekering van Ninevé, zo doet hij dat ook op gebeden. Het gebed van Mozes zijn dienaar, maar dus ook bekering van mensen buiten zijn volk. Beide kunnen het hart van God bereiken, beide kunnen Gods verdriet oproepen. Is dat niet geweldig?! Wat een troost en bemoediging gaan hier van uit: God die luistert naar onze gebeden. Die zich laat ‘ompraten’, zo zou je het bijna zeggen. Hij is vol gevoel, gevoelig voor wat mensen doen en zeggen. Hij zit niet vast aan zijn eigen woorden. Hij is blijkbaar geen gevangene van zijn eigen plannen.
Dit roept uiteraard vragen op. Kunnen wij door aanhoudend bidden God op andere plannen brengen? In Matteus 7 lezen we: Vraag en er zal je gegeven worden, zoek en je zult vinden, klop en er zal voor je worden opengedaan. Kunnen wij zo bidden dat God wel móet doen wat wij vragen? Komt God onder de indruk van mijn liefde, gehoorzaamheid, bekering? Nee, dat kan niet waar zijn. We moeten afstand houden van het idee van mensen die spreken over hun ‘gebedsmacht’. God alleen is almachtig, wij zijn mensen, en nog zondaars ook. Dat vraagt eerbied en ontzag, want hij is Heer, hij beslist.
Als Jezus zegt vraag en jou zal gegeven worden, is dat niet dat jij met je gebed God ompraat. Nee, dan bedoelt hij: als je iets van God wilt ontvangen, bid er dan voor. Zónder bidden geeft God niet. Bid zo, dat je gelóóft dat God kan en wil doen wat je vraagt. Geloof je dat niet, dan heeft bidden geen zin. God wil dat je bidt met verwachting, in vertrouwen op hem, hem alleen. En ja, God heeft zijn plan, en daar breng jij hem niet van af. Maar hij laat de mensen in Ninevé wel zien, dat hij een God van genade is. Hij geeft Ninevé eerst al veertig dagen!
God zegt niet: ik keer de stad om, nu! Hij zegt: ik doe dat als jullie je niet binnen veertig dagen bekeren. Dat is een ultimatum, geen ultimum. Er zit ruimte in, zoals er bij hem altijd ruimte is, de ruimte van zijn genade.
Hij is onveranderlijk, maar niet onverbiddelijk! Onveranderlijk is hij in zijn toorn maar ook in zijn liefde. Daarin verandert hij niet. De Bijbel zegt: Ook liegt de Onveranderlijke van Israël niet en Hij kent geen berouw; want Hij is geen mens, dat Hij berouw zou hebben (1 Samuel 15,29 NBG ’51; NB het zelfde hoofdstuk als waarin we lezen dat het hem berouwde dat hij Saul koning had gemaakt!). Wonderlijk, om niet te zeggen tegenstrijdig. Maar het laat zien: God doet altijd wat hij zegt; ook als hij toorn en straf uitstelt. Hij voltrok het oordeel aan Ninevé niet, nóg niet, moet je zeggen. Zijn oordeel over zonde en goddeloosheid kwam wel. Uiteindelijk ook over Ninevé, waarvan een eeuw later niets meer over was. En uiteindelijk over de hele wereld, als Jezus komt. Hij is getrouw in vloek en zegen.
“Hij is een God van liefde en genade,
barmhartigheid en goedheid zijn de daden
van Hem die niet voor altijd met ons twist,
die ons niet doet naar alles wat wij deden,
ons niet naar onze ongerechtigheden
vergeldt, maar onze schuld heeft uitgewist” (Psalm 103:3 berijmd).
Zo mogen we hem kennen, op weg naar Kerst. Zijn woord is ons kompas, hij wijst de weg. Een weg van oordeel en berouw, van straf en uitstel van executie. Maar dan ook van liefde en genade, in zijn Zoon die naar de wereld kwam. Hij is de God die omzag naar een wereld in nood. We gaan op weg naar Kerst, het feest van de God die geraakt werd door onze verlorenheid.
“De Vader zag bewogen, de wereld in haar nood, zijn Zoon kwam uit de hoge, tot redding van de dood”!
Amen