Waar verlang je naar, waar dank je voor? – Preek over Efeziërs 3, 14-21 (jaarthema 17/18 A1)
Een kerk vol toegewijde christenen en blije gelovigen, wie wil dat nu niet? Je verlangt er naar, maar wat als je dat nou in je eigen gemeente niet vindt? Paulus bidt er om. En hij dankt God. Want niet de kerk is zijn grootste vreugde, maar Christus. Laten wij met Paulus mee bidden en danken.
Bidden om dat waar je naar verlangt; danken voor dat wat je ontvangt
Bidden/danken voor: kracht (1); geloof (2); liefde (3); kennis (4); volheid (5)
1
Wat is voor jou het grootste cadeau dat God jou geeft? Paulus heeft het (in het eerste deel van hoofdstuk 3) over Gods mysterie. Zo spreekt hij over het grote reddingsplan van God. Als een mysterie, een onbegrijpelijk wonder. Dat Jezus voor je zonden gestorven is, is dat Gods grootste cadeau voor jou? Dat wonder, dat mysterie? Of vind je dat onderhand heel gewoon, een riedeltje dat je al je hele leven hoort? Om daarover na te denken, daar zou je eigenlijk eens goed voor moeten gaan zitten. Doe dat maar, thuis, samen, of juist alleen, in stilte, biddend.
Paulus gaat ons voor. Want als hij het uitvoerig over dat wonder van God heeft gehad, gaat hij bidden; en danken: Daarom buig ik mijn knieën… Doe jij dat wel eens: met je lijf uitdrukken hoe dankbaar en blij je bent? Knielen: je klein maken, letterlijk, voor God. Ik klein, God groot, zo bidt Paulus. Hij roept tot God: de Vader, (die) heerst over alle engelen in de hemel en over alle volken op aarde (even in de Bijbel in Gewone Taal). In geloof ziet hij God in zijn hemelse glorie. Ben je diep onder de indruk van Gods reddingsplan voor jou. En kniel je dan neer, vol eerbied en ontzag. Wat verwacht je dan, wat hoop je, waar bid je om?
Paulus bidt om vijf dingen: kracht, geloof, liefde, kennis en volheid. Vijf treden van een trap, waarmee hij omhoog klimt naar Gods troon. Dus wat verwacht je, waar bid je om, jij kleine mens, oog in oog met die grote God? Om kracht: ik zwakke mens, die faalt en valt, wat heb ik nodig: kracht! Geestkracht! Er wordt veel gesproken over ‘gaven van de Geest’. Wat die Geest wel niet doet, als jij je werkelijk open stelt voor God. Maar kun je elkaar daarmee niet een geestelijk minderwaardigheidsgevoel aanpraten? Al heel gauw voel ik me een tweederangs christen (“ik wou dat ik ’t had…”). Het is eerder een bikkelhard gevecht. Ik val mezelf vaak zo jammerlijk tegen. Wat val ik Gód tegen! Mijn geloof, niet iets om hoog van op te geven. Ik val liever voor hem neer, biddend: Heer, help me, geef me kracht! Dát is wat je mag verwachten, als je omhoog kijkt, God ziet in zijn glorierijke luister. Hemelse kracht, dat zou ik willen, die heb ik nodig; ik die val, en tegenval. Kracht van Gods Geest in mijn binnenste, wat verlang ik daar naar!
2
En wat is dat dan, die kracht? Wat gebeurt er dan? Zodat door uw geloof Christus kan gaan wonen in uw hart. In vers 16 bidt Paulus om iets wat je van God hoopt te krijgen: kracht van zijn Geest. Nu bidt hij om wat van onze kant moet komen: geloof, waardoor Christus in je gaat wonen. Toch gaat het beide keren om het zelfde. De bekrachtiging door Gods Geest en de inwoning van Christus horen bij elkaar. Geloof, zegt Calvijn, is geloven dat Jezus jouw redder is, door zijn dood en opstanding. Maar ook, zegt hij, ontvang je door geloof Christus zelf, in je hart. Geloven is dus niet alleen maar geloven dat het waar is, dat hij voor jou gestorven is. Het is ook dat je hem zelf mag gaan kennen, in je hart bezitten, van hem genieten. Daarom zijn die kracht van de Geest en geloof in Christus twee kanten van het zelfde. Je ontvangt de heilige Geest als je door je geloof één bent met Christus. En andersom, als je in Jezus gelooft, is dat door de kracht van zijn Geest.
Wel kan die kracht in je groeien en dus ook je geloof sterker worden. En zo de eenheid met Christus. Dat is juist waarom Paulus er om bidt. Het gaat in feite om de vraag: regeert Christus jouw hart en zo jouw leven? Dat is wat hij bidt en wij mogen bidden. Dat Christus steeds meer alle onderdelen van jouw leven mag beheersen. Dat zijn kracht steeds meer in alles wat je doet en denkt gaat doorwerken. Verlang je daar naar: dat Jezus zo in je woont?
3
Misschien weet je nog niet zo goed, of je dat wilt. Maar bij het volgende zul je vast geen moment aarzelen. Als Christus in je hart woont, zul je geworteld en gegrondvest blijven in de liefde. Liefde! Wie wil dat níet? Dat je leven als een plant groeit uit de wortel van Gods liefde. En dat Gods liefde als een fundament staat onder het huis van jouw leven. Geestkracht van boven, Christus in je door je geloof, dat verbindt jou met Gods liefde. Als je basis, en je bron.
Waar verlang je naar, wat zoek je? We leven in een tijd waarin alles wat vast stond wegvalt. Dat geeft veel verwarring, het voelt onveilig. De kerk was je zekerheid, nu brokkelt alles af. Je gemeente was je lief, nu gaat ieder zijn eigen weg. We dachten dat we één waren, nu vallen we uit elkaar. De één ervaart dat als verlies, de ander vindt nieuwe inspiratie. Ik zeg niet, dat we met alle geweld bij elkaar moeten blijven. Wel bid ik dit gebed: dat Gods liefde onze bron en basis blijft.
4
Want als dat zo is, dan gebeurt er wat. Dan kun je niet meer voor jezelf leven, voor jezelf gaan. Want het volgende wat Paulus bidt, gaat over ‘kennis’. Maar wat vraagt Paulus precies? Je voelt, dat hij nu (in vers 19) bij het allerbelangrijkste van zijn gebed komt. Maar vervolgens zegt hij niet echt duidelijk wat dat dan ís, wat hij bedoelt. Hij geeft een soort omtrek, een soort kubus, meer een vorm dan inhoud: lengte en breedte, hoogte en diepte.
Ja, lengte, breedte, hoogte, diepte waarván? Dat staat er niet bij! Een lege kubus? Maar wat zit er in? Daar hebben uitleggers zich het hoofd over gebroken. Ze komen met de meest uiteenlopende voorstellen. Het eenvoudigst is het dit te begrijpen in het licht van het voorgaande. Toen het ging over dat ‘mysterie’, dat wonder van Gods reddingsplan. Dan is Paulus’ gebed hier: dat we dat wonderlijke plan van God steeds meer mogen ‘vatten’. Dat we de volle omvang en rijkdom ervan steeds meer mogen gaan zien.
Dat is mooi, maar hoe ga je dan steeds meer beseffen wat God voor jou deed? Daarvoor heb je je medegelovigen nodig: samen met alle heiligen, zegt Paulus. Weer is dat taal die je niet onmiddellijk verstaat. Lange tijd dacht ik, dat Paulus de gemeente bedoelt. Dat was mijn droom: een kerk, vol van Gods liefde (dit was onze ’trouwtekst’). Samen met je medegelovigen, met wie je een gemeente bent, Gods plan kennen. Maar Paulus zegt niet ‘gelovigen’ maar ‘heiligen’, niet voor niets. Heiligen, dat zijn gelovigen. Maar dan gelovigen zoals God die ziet. Dus ook nog-níet-gelovigen. Mensen die God uitkiest, die bij hem horen. Dat gaat dus over veel meer mensen dan jouw broers en zussen in deze kerk. Dan trek je die kring te eng, te smal. Heiligen, dat zijn geen superchristenen. Maar alle mensen die bij God horen. En dat niet alleen maar hier en nu, maar overal, over heel de wereld, en van alle tijden.
Soms ben je teleurgesteld in je eigen gemeente. Oude zekerheden vallen weg, het gaat maar alle kanten op, je voelt je niet meer thuis. Maar heb je je dan in het verleden misschien te veel aan de kerk (i.p.v. aan God) vastgehouden? Anderen missen echte blijdschap: wat delen we nu echt met elkaar? Discussies vervreemden je van de kerk, ze gaan voor je gevoel over bijzaken, over vormen. Daar loop je het liefst hard bij weg. Maar hoe kunnen we weer verbonden zijn in Christus? Niet doordat we allemaal het toppunt van vreugde ervaren. Nee, lengte en breedte, hoogte en diepte is: dat er ruimte is. Ook voor zoeken, twijfelen, strijden. Maar dan ook voor groeien, samen verder komen, elkaar aansteken.
5
En zo komen we bij het laatste stukje van dit gebed. Want die ‘kennis’ waar Paulus om bidt, is natuurlijk geen weten met je hoofd. Het is veel meer ervaren met je hart. En ook dat is weer lastig: wat is dat, hoe voel je dat? Dat voelt als een soort diepe blijdschap. Diepe blijdschap is meer dan zoiets als heftige verliefdheid. Ben je verliefd, dan voel je vlinders in je buik, hevige emoties. Is dat het wat we zoeken? Vaak wel, en dat is de valkuil van deze tijd: dat je geloof vereenzelvigt met emotie. Maar dat is flinterdun: emoties zijn even vluchtig als heftig. Ze beroeren soms slechts de oppervlakte van je ziel.
Paulus heeft het over volstromen. Letterlijk staat er: volstromen met volheid van God. Goddelijke kracht ervaren, Gods aanwezigheid in je leven kennen. Je daar steeds bewuster van zijn, daar steeds bewuster uit leven. Dat zou je zo graag bij elkaar willen proeven en herkennen. Bid daar dan eerst voor jezelf om: dat je mag volstromen met Gods volheid. En deel je verlangen: wat je mist, wat je zoekt. En herken het bij elkaar: in die ander die zoekt, worstelt, twijfelt. Ik bid voor een kerk waarin ik me veilig voel, als ik mijn hartsverlangen deel. Ik bid voor een eerlijke gemeenschap waarin ik kan twijfelen, vragen, mijn gemis kan delen. En ik dank: voor een kerk waarin ik mensen ontmoet die dat ook zoeken. Of geven.
Dan komt er ruimte. Ruimte voor de lofzang. Daar eindigt dit gebed mee: God, u bent bij machte oneindig veel meer te geven. Oneindig veel meer dan wij bidden of vragen of zoeken of missen. U Vader, aan u de eer, in de kerk, door alle generaties en tijden, tot in alle eeuwigheid!
Amen
Ef. 3, 14-21 (pres. jaarthema) Ef. 3, 14-21 Ef. 3, 14-21