Bij het sterven van een briljant theoloog (Harry Kuitert, 1924-2017)
Harry Kuitert overleden. Tja, dat bericht moest een keer komen, hij was 92. En als het dan zo ver is, zet het je aan het denken. Om niet te zeggen: het grijpt me aan. Ik heb een groot deel van zijn publicaties gelezen. En elke keer werd ik getroffen door twee dingen. Zijn radicaliteit en zijn originaliteit.
Als orthodox gereformeerde leerde ik, dat wat Kuitert doet en schrijft, verderfelijk is. Niets spaarde hij, alles sneuvelde onder zijn fileermes. Je zou kunnen spreken van een ontmanteling van het totale christelijke geloof, afbraak tot aan de grond. Dacht je dat zijn boek Het algemeen betwijfeld christelijk geloof zo ongeveer het einde van alles was, dan had je het mis. Want hij ging nog verder en schreef Hetzelfde anders zien (het christelijk geloof als verbeelding). Dat leek me de ‘genadeklap’: wat blijft er te geloven over? Niets dan verbeelding, een imaginaire projectie. Moet een mens zich daar aan optrekken?
Consequent
Dit was natuurlijk niet meer dan de consequente gevolgtrekking uit zijn eerdere publicaties. Alles wat we zeggen over boven komt van beneden, was de kern daarvan. Openbaring is niet de barthiaanse blikseminslag, de onthulling vanuit die andere wereld, de wereld van God en de eeuwigheid, maar dat wat mensen ervaren als God en waaraan ze stamelend woorden geven in wat religie heet.
Als dan het bericht komt dat een keer komen moest, sta je daar wel bij stil. In Hetzelfde anders zien schrijft hij zijn laatste stukje geloof van zich af, ook over de dood, het sterven en de eeuwigheid. Maar consequent en dus radicaal is hij wel. In 1981 schreef hij een boekje over euthanasie, Een gewenste dood. Wat daarin opvalt, is dat hij het geloof in een hiernamaals “onopgeefbaar” voor het christelijk geloof noemt (110-111). Toch stelt hij de vraag: “weten christenen er méér van dan niet-christenen?” (107). En juist dat ‘weten’ raakt de kern van Kuiterts theologiseren: “ze weten er net zo min iets van als ieder ander”. Want weten is altijd ervaringsweten. Dat wil zeggen: alleen wat je kunt ervaren is realiteit. En degenen die stierven, kunnen ons niet navertellen wat ze aan de andere kant ervaren. Zoals hij in Het algemeen betwijfeld christelijk geloof ook zegt: “De dode trekt altijd de ladder achter zich op, zodat we er nooit achter komen wat er daarna gebeurt (als er al wat gebeurt)” (238).
Heeft Kuitert hier niet een punt? Als je weten ziet als ervaringsweten, wetenschappelijk vast te stellen kennis, ligt hier een grens. Kuitert erkent wel, dat in alle kennis ook geloven is, en in geloven kennis. Maar de radicale keuze die hij maakt, is dat we moeten geloven in een hiernamaals, maar niet kunnen weten van het hiernamaals. Geloven is dan zoiets als ‘het erop houden’ (totdat het tegendeel, door ervaring, blijkt).
Mysterie
Op dit moment in zijn ontwikkeling kun je daar nog wel in mee gaan. Het is immers waar: je weten is geloofsweten, geen ervaringsweten, als het om het eeuwige leven gaat. In het boek Hetzelfde anders zien zet hij echter ook daar een streep doorheen. Hoe weet een mens van eeuwigheid? “Een vis weet alleen van water, een mens alleen van tijd, hoe komt hij aan eeuwigheid…?” (172). Daarvoor, zegt Kuitert, moeten we terug naar de kerkvaders, en achter hen naar Plato. Hij wist dat er een andere wereld was dan de zichtbare, voorbij de fysische wereld is er de meta-fysische. De bovennatuurlijke wereld van God, goden, het eeuwige. Kuitert noemt dat een constructie, al kan hij deze ‘uitvinding’ van de metafysica zeker waarderen als “een staaltje van hoogste denkkracht uit onze westerse cultuur”. Maar, zegt hij, ook wat filosofen over Boven zeggen komt van beneden. Het punt is, wederom, dat we deze metafysische wereld niet kunnen kénnen. “Zeker weten is er niet bij”. Dus is het “een prachtige constructie, maar de dragende balk ervan bestaat uit een geloof, namelijk het geloof in een kenvermogen dat geen tellen, meten en wegen nodig heeft om tot zekerheid te komen (…). Want over wie kun je met tellen, meten en wegen geen zekerheid krijgen? Juist, God!” (173). En deze constructie verwerpt hij dus, het is “een intellectueel destillaat” (174).
Dat wil echter niet zeggen dat je daarmee ook het mysterie kwijt bent, “het besef dat je als mensen die in de tijd leven stoot op wat de tijd te boven gaat. Allerminst, ik wil zelfs wel van ‘eeuwigheid’ spreken, besef van eeuwigheid. Maar ik zoek eeuwigheid niet elders, niet in een andere wereld, zoals filosofen en theologen van de metafysica dat doen, niet in een bovennatuurlijke werkelijkheid, in de wereld van God, waar we niets van weten en niets over kunnen zeggen: alles wat je erover kunt zeggen en lezen hebben we zelf bedacht” (173-174, cursivering door mij). Eeuwigheid is dus niet het product van denken maar van verbeelding, zegt hij. Product van zien, op de manier van de ziener die ‘ziet wat jij niet ziet’ en je zo helpt te leven met wat mysterie is.
Zo is de mens de schepper van zijn eigen wereld. Door het mysterie onder woorden te brengen, roept hij uit het niets tevoorschijn en ordent hij de chaos. Buiten die gordende wereld is niet niets, maar chaos. En chaos is wat niet van betekenis is, omdat alleen wat onder woorden is gebracht iets is, iets betekent (179). De mens is de betekenisgever, de ziener die hetzelfde anders ziet. Een gelovige is een mens die de wereld volgens welke religie ook maar achter zich laat, “zich op weg begeeft uit zijn land en uit zijn maagschap, ‘naar het land dat ik u wijzen zal’ (…)”, en zo “een wereld ziet die er niet is” (183). “In het geloof zelf treedt die wereld in de openbaarheid, het geloof is de onzichtbare wereld opduikend in de zichtbare” (187).
En zo komt hij ten slotte bij de vraag waar je blijft bij het einde. Gesteld dat de mens geest is, moet je zeggen dat geest “niet is in te pakken (maar) gebeurt waar onder woorden wordt gebracht. Geest is als macht van de taal” die onder woorden brengt en zo chaos tot betekenis maakt. “Waar blijft geest als ik doodga? (…) Geest vinden we terug in haar product, de cultuur waarin we leven, de wereld van betekenis waaraan we deelnemen” (201).
Geloven tegen de klippen op
Is dit radicaal, of niet? Het is briljant, en daarmee huiveringwekkend voor wie deze consequenties niet onder ogen durft te zien. Kuitert heeft zijn missie volbracht, zijn strijd gestreden. Die strijd was de strijd tegen het barthiaanse openbaringsbegrip: God maakt zich kenbaar, door ‘van boven’ in te breken in onze wereld, zodat wij weten wat we niet weten kunnen. Daartegen verzette Kuitert zich met hand en tand, en je kunt je ook iets van dat verzet voorstellen. Daarom bewonder ik zijn radicaliteit, omdat hij de rand van ons weten niet schuwt en het aandurft om in die afgrond te kijken waar wij zo vaak ver bij weg blijven. Waarom blijven we daar het liefste ver uit de buurt? Is dat ten diepste niet onze eigen angst om alles wat we ‘zeker wisten’ te zullen verliezen en dan zonder geloof verloren achter te blijven in een onherbergzame wereld?
Zeg ik daarmee, dat ook ik de openbaring schuw als ‘makkelijke oplossing’ voor de menselijke dilemma’s en grenservaringen? Nee, maar waar Kuitert ons voor wilde behoeden is een al te vanzelfsprekende vereenzelviging van ons weten met Gods openbaring. Die blijft immers inderdaad een mysterie, een wonder van Gods Geest! Ja, ik spreek van Gods Geest, als de Eeuwige die is en was en komt. En dus van een werkelijkheid, waarvan ik inderdaad geen ‘weet’ heb, maar die ik graag geloven wil. Kuitert is heengegaan, hij heeft de ladder achter zich opgetrokken. Geloven (of niet-geloven) is voor hem nu ‘aanschouwen’ geworden. Dat is het huiveringwekkende: hij die alles tot op het allerlaatste stukje (schijn)zekerheid bevroeg, zal nu zijn zoektocht bevestigd zien. Maar dat kan ik alleen als gelovige-die-in-geloof-weet zeggen. Met hem laat ik het mysterie van God staan: van wat ik moet geloven zonder het te kunnen bevatten.
Want hier scheiden onze wegen. Openbaring of ervaring, als ik moet kiezen dan toch het eerste. Voor mij is Kuiterts invulling van ‘ervaring’ veel te veel Verlichting en dus ratio. De wereld is zeker mysterie en er is zeker chaos. Het is zeker zo, dat de mens in het onder woorden brengen betekenis aanbrengt en ordent. Maar dat de mens dat kan, komt voor mij toch ‘van Boven’. “Geest van hierboven, leer ons geloven, hopen, liefhebben door uw kracht”. Er is dus inderdaad ‘meer’, vooral ook meer dan rede en rationele duiding. Noem het verbeelding, zien als een ziener, maar nogmaals die ziener ziet dat meer door ogen verlicht door de Geest (1 Korinthiërs 2, 9-16): “Wij hebben niet de geest van de wereld ontvangen, maar de Geest die van God komt, opdat we zouden weten wat God ons in zijn goedheid heeft geschonken”.
Geloven heeft voor mij iets van geloven tegen de klippen op. Het kan niet waar zijn, maar ik moet volhouden. Want ‘zonder geloof vaart niemand wel’, een mens lijdt schipbreuk als elk geloof je ontvalt. Kuitert had gelijk: gereformeerden waren vaak betweters, doordat ze openbaring verwarden met weten als rationeel kennen. Heel zijn missie bewoog zich op dat epistemologische niveau: weten we wel echt wat we weten? En hoe weten we wat we weten? Dat heeft voor mij het heilzame effect gehad van wakker geschud worden uit dogmatische zelfingenomenheid of naïeve vereenzelviging van mijn geloof met ‘de waarheid’. Waarheid is veel relationeler: het is een persoon, hij die zichzelf kenbaar maakte als ‘de weg, de waarheid en het leven’ (Johannes 14,6). Voor mij is hij de enige aan wie ik mij kan optrekken, als het laatste uur komt.
Mooi geschreven neef!
tnx
Zo dan! Daar kan ik even mee “aan het werk”. Ik weet nog van vroeger in de thuissituatie. Mijn vader een rasechte “vrijgemaakte” en mijn oma, die bij ons inwoonde, een “synodale.” Totdat Kuitert kwam met zijn geschreven stukken, lezingen en preken. Oma stapte “over” en werd ook vrijgemaakt. De naam Kuitert werd in ons huis met heel veel afschuw uitgesproken. Ik vind dit een zeer lezenswaardig stuk……dank hiervoor Klaas!
Een helder en aangrijpend verhaal. Dank.
Goed geschreven Klaas, ik kan mij indenken dat je een zekere waardering kan opbrengen voor een briljante theoloog die een andere weg aanwees en consequent en radicaal was in zijn afwijzing van Jezus Christus als de enige weg tot LEVEN. Het verdrietige is dat hij heeft daarbij zeer veel mensen heeft beïnvloed. Hij had door zijn denken en werken een zegen kunnen zijn voor de Gereformeerde kerk. Laten wij blijven vasthouden aan het Kruis, want ook wij zullen sterven en voor HEM die almachtig verschijnen. Dat de naam van Jezus op onze lippen is.