Notice: Functie _load_textdomain_just_in_time werd verkeerd aangeroepen. Vertaling laden voor het hueman domein werd te vroeg geactiveerd. Dit is meestal een aanwijzing dat er wat code in de plugin of het thema te vroeg tegenkomt. Vertalingen moeten worden geladen bij de init actie of later. Lees Foutopsporing in WordPress voor meer informatie. (Dit bericht is toegevoegd in versie 6.7.0.) in /data/www/pastorklaas.nl/www/wp-includes/functions.php on line 6114 Conclaaf – Pastorklaas.nl

Conclaaf

(“Conclaaf”: een boeiend vakantieboek, met mooie doorkijkjes over kerk, geloof en liturgie)

‘Vlees en wereld’[1]

Zelfs als gereformeerd protestant ben je nieuwsgierig naar wat zich achter de gesloten deuren van de Sixtijnse Kapel afspeelt bij een pausverkiezing, het z.g. Conclaaf. Die blik mag je werpen in het boeiende boek Conclaaf van Robert Harris. Wat maakt me zo nieuwsgierig? Het vermoeden, dat een concilie van honderdzeventien kardinalen net zo’n onderonsje is als een vrijgemaakte synode met een kleine veertig mannen? Zo kleinschalig is een conclaaf natuurlijk niet: die kardinalen komen vanuit de hele wereldkerk. Bovendien, en dat maakt het juist zo interessant, zijn kardinalen voorname heren met vorstelijke outfit. Maar het punt van vergelijking is treffend: ook hier veel ‘vlees en wereld’. Deze mannen zitten tussen de verkiezingsbedrijven door gewoon aan tafel te eten en te roddelen, en spreken elkaar aan als Piet en Arie, die elkaar jaren niet gezien hebben en elkaar ontmoeten in een sfeer van ‘old soldiers never die’.

Is hier sprake van sensatiebeluste fantasie, de zoveelste publicatie waarin de katholieke kerk door het slijk gaat als broeinest van machtsspelletjes, misbruik, zelfverrijking en corruptie? Van al deze zaken is sprake in het boek en je vraagt je af, of dit de werkelijkheid is. De auteur heeft serieus werk gedaan en je mag aannemen, dat het boek niet maar een populistische romantisering is, maar een redelijk getrouw beeld geeft van wat er zich achter die gesloten deuren in de werkelijkheid kán afspelen. Weinig verheffend, maar dat mag niet verbazen als je ook de ons-kent-ons- en de besluiten-uit-angst-sfeer hebt meegemaakt in de kleinschaliger protestantse contreien.

De hoofdpersoon, kardinaal Lomelli, belast met de organisatie van het conclaaf, overdenkt zijn status en komt tot de conclusie dat zijn geloofsleven mager is en meer een kerkleven is geworden, inclusief alle kerkpolitieke intriges: “Hoe hoger hij was geklommen, hoe verder de hemel zich had teruggetrokken” (46). De pausverkiezing blijkt vervolgens inderdaad een ordinair machtsspel, al wordt dit overdekt met gebeden, rituelen en vrome woorden. Deze zullen in de werkelijkheid van de katholieke kerk ook welgemeend uitgesproken worden, maar de bekende vooroordelen worden in dit boek fors bevestigd: aan meerdere potentiële kandidaten voor het pausdom kleven schandalen en corrupte viezigheid. En het geheim van de kardinaal die uiteindelijk tot paus verkozen wordt komt weliswaar niet in de openbaarheid en is ook geen ‘vies’ geheim, maar het zou als het bekend zou worden ongetwijfeld de heilige Romana wereldwijd tot ontploffing brengen. Ik zal dat voor potentiële lezers niet verklappen… Maar je denkt wel: gelukkig, het is maar een verhaal!

En toch: zijn dit wel vooroordelen? Is het niet veeleer zo, dat de werkelijkheid van ‘vlees en wereld’ ons allen aankleeft en dat we maar niet te hoog van de toren moeten blazen als geestelijk leiders van Gods kerk? Zo las ik het boek toch wel. Het gevoel bekruipt je, dat Gods werk soms wel heel menselijke trekken vertoont. Wat een goede God is hij, dat hij het erop waagt met ons mensen!

De zonde van de zekerheid, doodsvijand van de eenheid

In die vuige wereld is onze Lomelli op zoek, naar woorden van eeuwig leven. Ook dat is een mooi trekje in dit boek: realistisch over het kwaad, open voor wat van boven komt. Er komen soms mooie passages in voor, die mij ertoe brachten hierover iets te willen schrijven, als eigen reflectie en verwerking. Momenten van kardinale eerlijkheid, waarvan ik hoop dat deze in de Rooms-Katholieke Kerk geen uitzondering vormen maar de diepere laag zijn van de werkelijkheid van Gods aanwezigheid. Kardinalen blijven hopelijk de priesters die ze ooit waren, zielenherders en Bijbelvaste theologen.

Dat komt bijvoorbeeld naar voren als Lomelli een preek houdt over Efeziërs 4 (over de dienaren die Christus aan zijn kerk schenkt). Op bladzijde 107 overpeinst hij, “wat een onvolmaakt, willekeurig, door mensen bedacht instrument het conclaaf was.” Sterker nog, hij beseft dat zo’n pausverkiezing “hoegenaamd geen basis in de Heilige Schrift (had)”! “Er stond bij Paulus niets waaruit blijkt dat God kardinalen had geschapen”!

Zo is het maar net! Of veel heuse kardinalen dit ook zo onder ogen zullen zien, valt te betwijfelen. Maar het brengt deze kardinaal menselijk en zeker christelijk wel dichtbij, en je kunt je zo waar voorstellen dat er geestelijken zijn bij wie dergelijke oprechte gedachten voorkomen. Maar het roept ook de vraag op, of wij zelf in staat zijn die vraag altijd weer te blijven stellen. Zijn protestanten niet tot in het diepst van hun genen kritische vragers?[2] Vindt onze praktijk van kerk zijn en de (ook de ambtelijke) inrichting daarvan wel werkelijk een grond in de Heilige Schrift? Zoals er geen pausen bij Paulus te vinden zijn, zo is er ook op geen enkele manier een expliciet verbod in de Bijbel te vinden over vrouwelijke ouderlingen of predikanten. Met alle respect voor hen die menen van wel, ik kan het er na alle studie nog steeds niet in lezen. Nee, er is iets anders aan de hand: een stelling wordt ingenomen, vervolgens zoeken we daar onze onderbouwingen voor.[3]

De preek van Lomelli geeft nog meer verfrissende en voor ons zeer bruikbare inzichten mee. Op een bepaald moment laat Lomelli zijn uit ten treure voorbereide preeknotities voor wat ze zijn en kan hij zich overgeven aan wat naar aanleiding van dit Bijbelgedeelte in zijn hart leeft en daaruit naar boven komt. Hadden we die moed maar altijd als predikers! Alhoewel, het moet geen kunstje worden, en we moeten vooral niet doen alsof alles wat ‘ons hart’ oprispt alleen maar de goede door de Geest gedreven woorden zijn (maar dat terzijde). Hoe dan ook, wat Lomelli dan zegt, is zo confronterend waar: hij erkent “dat ik in de loop van een lang leven in dienst van onze Moederkerk heb geconstateerd dat er één zonde is waar ik meer dan andere beducht voor ben geworden, namelijk: zekerheid. Zekerheid is de grote vijand van eenheid. Zekerheid is de doodsvijand van verdraagzaamheid (…). Ons geloof is een levend geheel, juist omdat het hand in hand gaat met twijfel. Als er alleen zekerheid was, en als er geen twijfel was, zou er geen mysterie zijn, en dus ook geen behoefte aan geloof” (111).

Och, mochten wij toch ons deze woorden diep ter harte nemen!, is mijn gebed en hoop. Zekerheid de vijand van eenheid, de doodsvijand van verdraagzaamheid. Dat kwam ook bij me boven toen ik het boek In het klimaat van het absolute van Ab van Langevelde las, over het leven en werk van prof. C. Veenhof.[4] Stellige zekerheid, de cultuur van het ‘absolute’ van de moderniteit, wat heeft die veel kapot gemaakt! We hebben ons vaak zo vereenzelvigd met rationeel biblicisme en dat voor ‘de waarheid’ gehouden alsof deze een platonische ideeënwereld betrof, dat we daarmee scheuringen hebben geforceerd en muren hebben opgetrokken. Daar tegenover lijkt het postmoderne klimaat van de vallende muren een verademing: een mens mag weer twijfelen, een gelovige mag weer vragen stellen, en erkennen: wij ‘weten’ niet alles, geloven is gericht op een mysterie, het geheimenis van God. Dat geeft openheid in wat je preekt en in hoe je zoekenden mag helpen vinden. Het opent deuren voor mensen die voorheen buitengesloten werden. Als dat toch eens meer gemeengoed zou worden, zal dat dan niet kunnen leiden tot een kerk waarin iedereen zich welkom voelt, ook wie afwijkt, twijfelt, zoekt?

Betekent dat, dat we dus onze Bijbelse zekerheden maar moeten relativeren en loslaten? Ik wil niet vanuit die angst bij voorbaat alle deuren dichtgooien. De Bijbel blijft onze gids. Maar durven wij het aan om ons daarin te laten leiden door de Geest, die ons de waarheid leert, die wijsheid geeft en moed (Johannes 16,13)? Die ons verbonden houdt met Christus, de hoogste openbaring van God. Het is niet zo, dat Jezus boven de Schrift staat.[5] Wel is hij er de eigenlijke inhoud en vervulling van. Met zijn Geest als gids zullen we de moed hebben om in een veranderende kerk, waarin oude zekerheden wegvallen, een nieuwe weg te vinden, een weg die omhoog voert (Psalm 18,33).

Gebed, stilte en liturgie

En daar mag je dan ook op vertrouwen. Over dat vertrouwen gaat eigenlijk dit boek. Daarbij komen we wel het typisch rooms-katholieke beroep op het geweten tegen, in een mooie passage overigens over de oprechtheid van wie voor het aangezicht van God zijn keuzes maakt. “Iemand die zijn geweten volgt, handelt nooit verkeerd. De gevolgen kunnen anders blijken te zijn dan onze bedoeling was; op den duur kan blijken dat we een vergissing hadden gemaakt. Maar dat is niet hetzelfde als een fout maken. De enige leidraad voor ons handelen kan ons geweten zijn, want in ons geweten horen we het duidelijkst de stem van God” (253).

Over dat geweten hebben gereformeerden zo hun bedenkingen, en terecht. Weer zijn het ‘vlees en wereld’, die dat geweten ernstig kunnen vertroebelen. Maar een waarheid die we hier vinden is wel dat we moeten leren luisteren naar de klare stem van God. Ryries spreken over het geweten schermt een onbeschermd beroep op een ongeschonden en zuivere stem uit je binnenste op gezonde manier af (wanneer hij zegt: “het menselijk geweten – slechts ingetoomd door de Bijbel en de Heilige Geest – is uiteindelijk soeverein”, zie noot 2; al is ook het woord ‘soeverein’ al gauw vatbaar voor terechte bevraging).

Daarom is het in dit boek ook mooi, dat de liturgie en het gebed een grote plaats innemen. Die machtige kardinalen lijken te beseffen dat knielen en bidden om Gods leiding ons dagelijkse leefpatroon dienen te blijven. Zo krijg je in dit boek enkele mooie inzagen in de rooms-katholieke (zij het pontificale) liturgie. Bijvoorbeeld op pagina 111, na de preek van Lomelli die inslaat als een bom: “Traditioneel volgde er nu een stilte van anderhalve minuut, zodat ieder de betekenis van het gezegde in zich kon opnemen.”

Stilte in de kerk, waar vind je dat nog? Ja, vroeger moest je ‘stil zitten’ als kind. Leren luisteren, ja. Maar dat is allang verleden tijd. Kinderen hebben een prominente plek in de eredienst gekregen, en ze zijn nu ook vrijmoedig genoeg om hun eigen ruimte op te eisen, daartoe door hun eigentijdse ouders rijkelijk gestimuleerd. Muren van orgel- en bandgeluid brullen ons toe, mijn eigen stem raakt verloren in wat we nog steeds dapper aanduiden als ‘samenzang’. Anderzijds hebben we niet veel meer met de verbale communicatie van preken. Die preek moet liefst wel een wereldkick brengen, en wel binnen 20, liever nog 15 minuten. Maar hoe dan ook, waar blijft de stilte, van meditatie, gebed, reflectie en toeëigening?

In het boek wordt een passage aangehaald uit Guardini’s Gebed en waarheid (overwegingen omtrent het Onzevader): “Als iemand mij zou vragen waar het liturgische leven mee begint, zou ik antwoorden: met leren zwijgen (…). De aandachtige stilte waarin Gods Woord wortel kan schieten. Die stilte moet worden gerealiseerd voordat de dienst begint, zo mogelijk in het zwijgen onderweg naar de kerk, maar beter in een korte periode van rust de avond tevoren…” (100).

Mooie uitdrukking: ‘het liturgische leven’. Liturgie is niet maar een sacraal moment, tijdens de eredienst in de kerk. Liturgie is het hele leven van de christen (Romeinen 12, 1/2). Sinds enige tijd proberen we dit (met enige moeite en tegenstand) er in te krijgen in onze gemeente: iets later beginnen (10 uur), om gelegenheid te geven voor rustiger voorbereiding, een gezamenlijk gebed met allen die een taak hebben in en rond de dienst, beginnen met stilte (die best nog wel wat langer mag duren, wat is een minuut in de beleving lang, maar in werkelijkheid toch maar kort!). Maar zwijgen, we moeten het nog steeds leren. Stilte kan bedreigend zijn, zeker voor ons kinderen van deze multimediale tijd van ringtones en altijd muziek op je kop. Stilte moet dan ook geen lege stilte zijn, maar gevuld worden met nieuwe geestelijke aanwezigheid, en waar halen we die vandaan als we die niet hebben leren beöefenen. Een “korte periode van rust de avond tevoren”, dat vinden we al helemaal moeilijk. Toch ligt hier voor mijn besef het geheim van weer leren luisteren en God ontmoeten: dat we tegen de stroom van lawaai, beelden en prikkels in leren roeien en de moed hebben echt de stilte op te zoeken. En deze te vullen met “aandachtige stilte waarin Gods Woord (en aanwezigheid, KvdG) wortel kan (kunnen) schieten”.

Zo heeft een boeiend boek, ik noem het maar fictieve non-fictie, mij deze zomer weer op het spoor gebracht van gedachten die me hopelijk de komende tijd weer kunnen leiden in verder zoeken naar wat wij nodig hebben: een nederig-eerlijk geloof, een nuchtere culturele kijk op de Bijbel, en een gelovige toewijding in stilte aan onze God.

 

Dompierre-sur-Mer, juli 2017

[1] Naar Gereformeerd Kerkboek gezang 36 vers 8.

[2] In het boek Protestanten (Het geloof dat de moderne wereld vormgaf, Amsterdam 2017) noemt de schrijver, Alec Ryrie, als essentieel voor het protestantisme het protest, of zoals binnen de Protestantse Kerk in Nederland weleens is genoemd “het kruid van eigenzinnigheid”: “… elke vorm van gezag (…) is provisorisch, het menselijk geweten – slechts ingetoomd door de Bijbel en de Heilige Geest – is uiteindelijk soeverein.”

[3] Zoals haarscherp aangetoond door Bram van de Beek in zijn column onder de titel “Kerkscheuringen” (ND 23 juni 2017), waarin hij laat zien dat altijd wat mensen menen dat ze moeten doen of hoe ze het geloof moeten beleven kerkscheidend werkt, maar dat slechts zelden werk gemaakt wordt van de leer over God, de Drieëenheid of de persoon van Jezus.

[4] Ab van Langevelde, In het klimaat van het absolute. C. Veenhof (1902-1983) Leven en werk. Academisch proefschrift Theologische Universiteit Kampen, 2015.

[5] Terecht wijst Eric Peels daarop in het ND van 28 juni 2017, in zijn reactie op de Lazarus 7×7-tour waarin beweerd wordt dat Jezus boven de Schrift staat. Welke Jezus, vraagt Peels dan terecht. Vervolgens brengt hij een heilzame correctie aan door te zeggen dat het dan moet gaan om de “Christus der Schriften”. Ik zou zeggen: Jezus staat niet boven de Bijbel, wel is hij er de vervulling en eigenlijke inhoud van, en zo dus de ware leessleutel voor de (hele) Bijbel!

Dit vind je misschien ook leuk...

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *