Komt een man de coupé binnen…
Het is laat in de avond. Zo’n moment dat de trein voor nog geen kwart gevuld is. Altijd een beetje ‘unheimisch’: mensen in hun eentje, ieder kijkend op z’n schermpje. Komt ineens een man de coupé in, met een gitaar, en hij zingt. Duidelijk iemand die op straat leeft, sliertig haar, vettig petje, rafelige jas, versleten schoenen. En… met een penetrante geur, die de coupé snel vult. Wat wil hij? Je ziet het iedereen bijna denken (of denk ik het zelf?). Je ziet mensen ook nog nadrukkelijker op hun smartphones turen, wegduiken, uit het raam kijken zonder iets te zien in het donker. Maar die man, hij zingt! En hij lacht! Op een vrolijke, zelfs innemende manier. Wat wil hij: geld? Ik heb alleen wat flappen in mijn portemonnee, geen kleingeld. Flapgeld geef ik hem niet. Heb ik jaren geleden ooit besloten. Nadat iemand me een niet gering bedrag had weten te ontfutselen. Help je iemand ermee? Wat koopt hij ervoor? Of ben ik nu te wantrouwend? Of juist vaak te naïef? Ik moet denken aan Petrus, die ooit tegen een bedelaar zei: “Geld heb ik niet, maar wat ik heb geef ik u”. Wat zo mooi is: dat Petrus niet wegkijkt, maar hem aankijkt. Dat kan ik toch ook doen? De man met de gitaar komt bij mijn zitplaats. En ik doe het: ik kijk hem aan, en ik lach naar hem. En wat doet hij? Hij licht even z’n morsige petje op en geeft me een boks! Dankjewel, zegt hij. Nee, jíj bedankt, zeg ik. Zo simpel kan het zijn. Lachend loopt hij verder. Ik ben heus niet zo goed in dit soort dingen. In de trein wil ook ik liever niet aangesproken worden, overdag zelfs al niet. Ook ik duik in m’n boek, vermijd oogcontact, check m’n whatsapp. Maar dan had ik deze stralende lach gemist. En hij de mijne…